ECLI:NL:RBDHA:2025:16144
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, had een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet aan Duitsland zou worden overgedragen voordat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan buiten zitting. Tijdens de beoordeling is vastgesteld dat het beroep met zaaknummer NL25.38320, waarop het verzoek om voorlopige voorziening betrekking had, inmiddels was afgedaan. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.