In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 25 augustus 2023. De minister van Asiel en Migratie heeft op 22 juli 2025 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de inwilliging van de aanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen. Eiser heeft hierdoor geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een punt voor het indienen van het beroepschrift is vastgesteld op € 907, vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.