ECLI:NL:RBDHA:2025:1617
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 3 december 2024, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 23 januari 2025, waarbij verzoekster, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Tijdens deze zitting is het verzoek om voorlopige voorziening besproken, maar de voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen. Dit besluit is genomen omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan op het beroep, waarbij het beroep gegrond is verklaard en de minister is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 907,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van mr. V. Vegter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.