ECLI:NL:RBDHA:2025:16179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/670277 / FA RK 24-5475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en ontbinding religieus huwelijk met toepassing van Nederlands recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op [dag] 2018 in Afghanistan zijn gehuwd. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen, waaronder de ontbinding van het religieuze huwelijk en betaling van een bruidsgave van € 3.947,35. De man voerde verweer en verzocht zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoeken en geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door de man niet is betwist. De rechtbank heeft de man opgedragen binnen veertien dagen zijn medewerking te verlenen aan de ontbinding van het religieuze huwelijk en heeft de nevenvoorzieningen, waaronder de betaling van de bruidsgave, toegewezen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en het verzoek van de man om terugvordering van de kosten van het huwelijk afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-5475 (echtscheiding) en FA RK 25-72 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/670277 (echtscheiding) en C/09/678173 (verdeling)
Datum beschikking: 25 augustus 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 29 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Fakiri te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.C.M. van Lieshout te Capelle aan den IJssel.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 23 augustus 2024, met bijlage, van de vrouw;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van 4 november 2024 van de man;
- het verweer tegen de zelfstandig verzoeken inhoudende een aanvullend verzoek van 19 december 2024 van de vrouw;
- het verweer tegen het aanvullend verzoek van 3 juni 2025 van de man;
- het bericht van 16 juni 2025, met bijlage, van de man.
Op 30 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door haar advocaat en een tolk, de man bijgestaan door zijn advocaat.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich na de zitting nog schriftelijk uit te laten over het verzoek betreffende de bruidsgave.
De rechtbank heeft na de zitting zoals gevraagd de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 9 juli 2025 van de vrouw;
  • de brief van 21 juli 2025 van de man.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd op [dag] 2018 te [plaats 1] , Afghanistan.
  • Blijkens de uittreksels uit de Basisregistratie Personen (Brp) hebben de man en de vrouw de Nederlandse nationaliteit. Zij hebben ook allebei de Afghaanse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat de man binnen 14 dagen na de te dezen te geven beschikking zijn medewerking verleent aan de totstandkoming van de ontbinding van het religieus huwelijk, waarbij hij alle noodzakelijke handelingen verricht die volgens het islamitisch recht noodzakelijk zijn om het religieus huwelijk tussen partijen te ontbinden;
  • veroordeling van de man tot betaling van € 3.947,35 aan de vrouw in verband met haar bruidsgave;
  • bepaling dat de man aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 3.627,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers tot aan de dag der algehele voldoening;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien verzoekt de man zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] ;
  • vaststelling van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man zoals neergelegd in de punten 13 tot en met 22 van het verweerschrift;
  • bepaling dat de vrouw aan de man dient te voldoen, binnen zeven dagen na de te wijzen beschikking, een bedrag van € 7.372,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot aan de dag der algehele voldoening, terzake de verdeling en verrekening van de bankrekeningen en banksaldi sub a tot en met c zoals vermeld in punt 16 van het verweerschrift;
  • veroordeling van de vrouw tot betaling van een bedrag van € 23.000,-, subsidiair de helft van dit bedrag (€ 11.500,-), zulks binnen veertien dagen te voldoen na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert geen verweer tegen de door de man verzochte nevenvoorziening over het huurrecht van de woning. Zij voert wel verweer tegen de andere door de man verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt aan de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal op grond van artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat de vrouw geen recent afschrift van de huwelijksakte heeft overgelegd. De vrouw heeft de originele huwelijksakte, samen met een gelegaliseerde vertaling in de Engelse taal van 30 januari 2019, ingediend. Hoewel er geen recent en gedateerd afschrift van de huwelijksakte is overgelegd, toont de ‘marriage certificate’ het bestaan van het huwelijk tussen de man en de vrouw voldoende aan. De rechtbank gaat er op basis van dit document vanuit dat het huwelijk in Afghanistan is gesloten op de aldaar voorgeschreven wijze en dat dit huwelijk naar Afghaans recht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit huwelijk wordt op grond van artikel 10:31 BW in Nederland erkend.
Nu aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist en stelt dat hij zich neerlegt bij een echtscheiding. De over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding kunnen dus als op de wet gegrond worden toegewezen.
Ontbinding religieus huwelijk
Op grond van artikel 827 lid 1 onder e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan, in geval de echtscheiding wordt uitgesproken, de rechter als nevenvoorziening een voorziening treffen door een bevel tot medewerking af te geven aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man zijn medewerking verleent aan de ontbinding van het religieus huwelijk. De man vindt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat hij bereid is mee te werken aan de ontbinding van het religieus huwelijk, wat hij samen met de vrouw in Afghanistan wil regelen.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen. De rechtbank acht het gelet op de huidige situatie in Afghanistan niet in het belang van de vrouw om samen met de man naar Afghanistan af te reizen voor het ontbinden van hun religieus huwelijk. Bovendien is namens de vrouw toegelicht dat de noodzaak voor het afreizen naar Afghanistan ontbreekt, omdat partijen de ontbinding van het religieus huwelijk ook in Nederland kunnen regelen.
De vrouw heeft er dus belang bij om dit verzoek aan de Nederlandse rechter voor te leggen en een bevel te verkrijgen op grond van artikel 827 lid 1 onder e Rv. Omdat de man niet onvoorwaardelijk zijn medewerking wil verlenen aan de ontbinding van het religieus huwelijk (in Nederland), zal de rechtbank bepalen dat de man binnen veertien dagen na deze beschikking zijn medewerking verleent aan de totstandkoming van de ontbinding van het religieus huwelijk, waarbij de man alle noodzakelijke handelingen verricht die volgens het islamitisch recht noodzakelijk zijn om het religieus huwelijk tussen partijen te ontbinden.
Huurrecht
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de woning in Nederland is gelegen, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal het verzoek om het huurrecht van de (voormalige) echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] aan de man toe te kennen als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Verdeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft zij ook rechtsmacht met betrekking tot het verzoek over de afwikkeling van het huwelijksvermogen.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (het Verdrag) van toepassing. Partijen zijn getrouwd op [dag] 2018 in Afghanistan. Niet gebleken is dat de echtgenoten een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Ten tijde van het huwelijk had de man de Nederlandse nationaliteit en de Afghaanse nationaliteit. De vrouw had de Afghaanse nationaliteit. De man woonde op dat moment al in Nederland. De vrouw heeft zich op 15 oktober 2019 in Nederland gevestigd. In juli 2024 heeft de vrouw de Nederlandse nationaliteit gekregen.
De rechtbank gaat er, rekening houdend met deze informatie, vanuit dat op grond van artikel 4 lid 2 onder 3 van het Verdrag het huwelijksvermogensregime eerst wordt beheerst door het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van het sluiten van het huwelijk. Dat betekent dat op het moment van het huwelijk het Afghaanse recht van toepassing werd op het huwelijksvermogensregime. Nadien heeft zich echter de situatie voorgedaan zoals omschreven in artikel 7 lid 2 sub 3 van het Verdrag. Partijen wonen sinds 15 oktober 2019 samen in Nederland, waardoor vanaf dat moment het Nederlands recht van toepassing is geworden op het huwelijksvermogensregime.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank overweegt dat voor de omvang/samenstelling van de gemeenschap als peildatum 29 juli 2024, zijnde de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, geldt. Voor de waardering geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
De rechtbank gaat er gelet op de overgelegde stukken en wat tijdens de zitting is besproken vanuit dat de beperkte gemeenschap van goederen bestaat uit:
1. saldi bankrekeningen:
a. gezamenlijke betaalrekening bij ING ( [rekeningnummer 1] );
b. betaalrekening bij ING ten name van de man ( [rekeningnummer 2] );
c. betaalrekening bij ING ten name van de vrouw ( [rekeningnummer 3] );
2. inboedel.
Inboedel
Partijen hebben aangegeven dat over de inboedel geen beslissing nodig is, omdat zij die al samen hebben verdeeld.
Bankrekeningen
Partijen hebben tijdens de zitting afgesproken dat zij de saldi op de peildatum bij helfte met elkaar zullen delen. De man zal de rekeningen onder a en b voortzetten en de vrouw zal de rekening onder c voortzetten. De rechtbank zal hierbij bepalen dat de man nog een bankafschrift van zijn bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] waaruit het saldo op de peildatum blijkt aan de vrouw toestuurt.
Gelet op de afspraak die partijen hebben gemaakt over het verdelen van de saldi, beschouwt de rechtbank de eerdere vordering van de vrouw (van € 3.627,50) als ingetrokken.
Bruidsgave
In de Engelse vertaling van de huwelijksakte staat: ‘(…)
they got married Dated on (25/04/1397) same to ( [dag] 2018) in [hotel] Hotel under marriage portion amount of (300,000 Afghanis)’.
De vrouw stelt dat hieruit volgt dat partijen bij het aangaan van het huwelijk een bruidsgave van 300.000 Afghani hebben afgesproken. Dit is volgens de vrouw omgerekend € 3.947,35. Zij verzoekt de man te veroordelen om dit bedrag aan haar te betalen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank kwalificeert het verzoek van de vrouw als een verplichting tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst. De rechtsmacht ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst valt onder de werkingssfeer van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel Ibis). Uit artikel 1 lid 2 sub a en sub e Brussel Ibis volgt dat deze verordening niet van toepassing is op (onder meer) het huwelijksvermogensrecht of onderhoudsverplichtingen uit huwelijksbetrekkingen. De rechtbank overweegt in lijn met de jurisprudentie op dit punt dat de bruidsgave niet gelijk te stellen is met een uitkering tot levensonderhoud of een huwelijksvermogensrechtelijke aanspraak. Hieruit volgt dat de in artikel 1 Brussel Ibis genoemde uitzonderingen zich niet voordoen. Nu partijen in Nederland wonen, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 Brussel I bis rechtsmacht.
Uit artikel 17 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome, 19-06-1980 (hierna: EVO-Verdrag) jo artikel 28 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: ‘verordening Rome I’) volgt dat het EVO-verdrag van toepassing is op overeenkomsten die tussen 1 april 1991 (de datum van inwerkingtreding van het EVO-verdrag) en 17 december 2009 zijn gesloten en dat de verordening Rome I van toepassing is op overeenkomsten die na 17 december 2009 zijn gesloten. Nu de bruidsgave ten tijde van het sluiten van het huwelijk in 2018 tussen de man en de vrouw zou zijn overeengekomen valt dit geschil onder de temporele werkingssfeer van de verordening Rome I.
Partijen hebben geen rechtskeuze gedaan. Op grond van artikel 4 lid 2 en lid 3 van verordening Rome I wordt de overeenkomst daarom beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten haar gewone verblijfplaats heeft, tenzij uit alle omstandigheden blijkt dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander land. Omdat de man ten tijde van de huwelijkssluiting zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, is daarom in beginsel Nederlands recht van toepassing. De rechtbank weegt mee dat de bruidsgave voortvloeit uit het door partijen naar Afghaans recht gesloten huwelijk, maar vindt dit onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de overeenkomst een nauwere band heeft met een ander recht dan het Nederlandse recht. De rechtbank zal de vraag of de vrouw aanspraak kan maken op de bruidsgave daarom beoordelen naar Nederlands recht.
Ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte voorziening met betrekking tot de bruidsgave als een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 lid 1 sub g Rv kan worden opgevat aangezien deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding. De vrouw is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw stelt dat de man de bruidsgave aan haar moet betalen.
De man heeft dit betwist. Hij stelt – kort weergegeven – dat uit de huwelijksakte niet
blijkt dat partijen een bruidsgave zijn overeengekomen, een eventuele vordering van de vrouw teniet is gegaan door boedelmenging en dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de vrouw haar vermeende aanspraak geldend kan maken.
De rechtbank overweegt als volgt. In de huwelijksakte van partijen is opgenomen: ‘(…)
they got married (…) under marriage portion amount of (300,000 Afghanis)’. De rechtbank is van oordeel dat hieruit kan worden opgemaakt dat een bruidsgave van 300.000 Afghani is afgesproken. Dat ligt ook in lijn met het Afghaans recht ten aanzien van het huwelijk dat de man bij de gelegenheid van de huwelijkssluiting een bruidsgave verschuldigd is aan de vrouw. Bovendien heeft de man niet toegelicht wat er zijns inziens dan is bedoeld met deze overweging in de huwelijksakte. De rechtbank gaat dus voorbij aan het primaire standpunt van de man en neemt als uitgangspunt dat is afgesproken dat de man een bruidsgave aan de vrouw moet voldoen. Aangezien de vrouw onweersproken heeft gesteld dat 300.000 Afghani omgerekend € 3.947,35 is, zal de rechtbank daarvanuit gaan.
De rechtbank volgt de man ook niet in zijn standpunt dat de vordering van de vrouw (en de daar tegenoverstaande schuld van de man) in de beperkte huwelijksgemeenschap is gevallen en door boedelmenging teniet is gegaan. Zoals hiervoor overwogen is vanaf de huwelijkssluiting tot 15 oktober 2019 Afghaans recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Het Afghaans recht kent als wettelijk stelsel de algehele scheiding van goederen. Pas vanaf 15 oktober 2019 is sprake van de Nederlandse wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. De vordering van de vrouw is vóór die datum – namelijk op het moment van de huwelijkssluiting in 2018 – ontstaan, dus maakt geen deel uit van de beperkte gemeenschap van goederen. De vordering is dus niet tenietgegaan.
De rechtbank moet tot slot beoordelen of het (op grond van artikel 6:2 lid 2 BW) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw aanspraak maakt op de bruidsgave. De bruidsgave is naar haar aard bedoeld om bescherming te bieden aan de financiële belangen van de vrouw. De man stelt dat de vrouw die bescherming niet nodig heeft, omdat de vrouw een MBO opleiding heeft gevolgd, werkt bij de Primark en een beroep kan doen op de Nederlandse verzorgingsstaat. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden niet maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw aanspraak maakt op de door partijen afgesproken bruidsgave. Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat de vrouw blijkbaar de keuze heeft gemaakt om betaling van de bruidsgave te verzoeken in plaats van partneralimentatie.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen. Dat betekent dat de rechtbank zal bepalen dat de man € 3.947,35 aan de vrouw moet betalen.
Terugvorderen kosten huwelijk
De man stelt dat de vrouw, omdat zij het initiatief heeft genomen om van de man te scheiden, naar Afghaans gewoonterecht de kosten van het huwelijk moet terugbetalen aan de man. Daarom vordert de man € 23.000,- (of de helft van dit bedrag) van de vrouw.
De rechtbank overweegt dat de man op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat er een juridische grondslag (in het Afghaans gewoonterecht) bestaat voor deze vordering. De enkele stelling van de man – die bovendien gemotiveerd is betwist door de vrouw – is onvoldoende om dit aan te nemen. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [dag] 2018 te [plaats 1] , Afghanistan;
*
bepaalt dat de man binnen veertien dagen na deze beschikking zijn medewerking verleent aan de totstandkoming van de ontbinding van het religieus huwelijk, waarbij de man alle noodzakelijke handelingen verricht die volgens het islamitisch recht noodzakelijk zijn om het religieus huwelijk tussen partijen te ontbinden;
*
bepaalt dat de man met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] ;
*
stelt de wijze van verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. het saldo van de gezamenlijke betaalrekening bij ING ( [rekeningnummer 1] ) op de peildatum zullen partijen bij helfte delen, waarna de man deze betaalrekening (na wijziging van de tenaamstelling) zal voortzetten;
2. het saldo van de betaalrekening bij ING ( [rekeningnummer 2] ) ten name van de man op de peildatum zullen partijen bij helfte delen, waarna de man de betaalrekening voortzet;
hierbij geldt dat de man eerst een bankafschrift waaruit het saldo op de peildatum blijkt aan de vrouw zal toesturen;
3. het saldo van de betaalrekening bij ING ( [rekeningnummer 3] ) ten name van de vrouw op de peildatum zullen partijen bij helfte delen, waarna de vrouw de betaalrekening voortzet;
*
bepaalt dat de man in verband met de bruidsgave € 3.947,35 aan de vrouw moet voldoen;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, rechter, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 25 augustus 2025.