ECLI:NL:RBDHA:2025:16183
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overeenkomst Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Leer, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. H. van Doorn, had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 8 juli 2025, waarbij de verzoeker aanwezig was, bijgestaan door mr. C. Ullersma als waarnemer. Tijdens de zitting was ook een tolk, L. Pomper, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen. Dit besluit werd genomen omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL25.28086) die betrekking had op het beroep van de verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.