ECLI:NL:RBDHA:2025:16186
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, specifiek dementie van het type Alzheimer. Het verzoek was ingediend op 5 augustus 2025, en de mondelinge behandeling vond plaats in de woning van de cliënt. De cliënt, geboren in 1939, woont zelfstandig en heeft een netwerk van betrokken familieleden en buurtbewoners die haar ondersteunen. Tijdens de zitting werd door de advocaat van de cliënt aangevoerd dat opname in een zorginstelling niet noodzakelijk is, omdat er minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn. De casemanager en andere betrokkenen gaven echter aan dat de thuissituatie niet meer houdbaar is en dat er ernstige risico's zijn voor de veiligheid van de cliënt, waaronder brandgevaar en verwaarlozing.
De rechtbank heeft de situatie zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel er sprake is van ernstig nadeel door de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, de betrokkenen het niet eens zijn over de beste oplossing. De rechtbank concludeert dat de cliënt momenteel nog voldoende ondersteuning ontvangt van haar netwerk en zorgverleners, en dat er mogelijkheden zijn om de zorg in de thuissituatie te intensiveren zonder dat opname noodzakelijk is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen, omdat niet voldaan is aan de wettelijke criteria voor opname en verblijf volgens de Wet zorg en dwang (Wzd).