ECLI:NL:RBDHA:2025:1620
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 5 december 2024 te horen dat zijn aanvraag door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 30 januari 2025, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.49406, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.