In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 augustus 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Turkse nationaliteit met Koerdische afkomst, behandeld. Eiser heeft op 24 juli 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie op 18 juli 2025 afgewezen als ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister hoefde de militaire dienstplicht niet als asielmotief aan te merken, en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft verklaard dat hij tot de Koerdische bevolkingsgroep behoort en dat hij zichzelf als agnost beschouwt, wat heeft geleid tot bedreigingen. De minister heeft de geloofwaardigheid van deze verklaringen in het midden gelaten, maar concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Turkije problemen zal ondervinden vanwege zijn geloof of afkomst. De minister heeft terecht opgemerkt dat eiser in Turkije geen problemen heeft ondervonden en dat de Turkse grondwet vrijheid van religie garandeert. De rechtbank concludeert dat de discriminatie die eiser heeft ervaren niet voldoende is om te leiden tot vluchtelingschap. Eiser heeft onderwijs genoten en kan functioneren in de maatschappij, wat betekent dat hij niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de afwijzing van de asielaanvraag blijft in stand.