ECLI:NL:RBDHA:2025:16200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL25.33816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Turkse nationaliteit met Koerdische afkomst en agnostische overtuiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 augustus 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Turkse nationaliteit met Koerdische afkomst, behandeld. Eiser heeft op 24 juli 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie op 18 juli 2025 afgewezen als ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister hoefde de militaire dienstplicht niet als asielmotief aan te merken, en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft verklaard dat hij tot de Koerdische bevolkingsgroep behoort en dat hij zichzelf als agnost beschouwt, wat heeft geleid tot bedreigingen. De minister heeft de geloofwaardigheid van deze verklaringen in het midden gelaten, maar concludeert dat de asielaanvraag ongegrond is.

De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Turkije problemen zal ondervinden vanwege zijn geloof of afkomst. De minister heeft terecht opgemerkt dat eiser in Turkije geen problemen heeft ondervonden en dat de Turkse grondwet vrijheid van religie garandeert. De rechtbank concludeert dat de discriminatie die eiser heeft ervaren niet voldoende is om te leiden tot vluchtelingschap. Eiser heeft onderwijs genoten en kan functioneren in de maatschappij, wat betekent dat hij niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de afwijzing van de asielaanvraag blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank is van oordeel dat de minister de militaire dienstplicht niet als asielmotief hoefde aan te merken en dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 24 juli 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 juli 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. Wel was aanwezig de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2002. Eiser heeft verklaard dat hij tot de Koerdische bevolkingsgroep behoort. Vijf jaar geleden is hij zichzelf als agnost gaan beschouwen. Dit heeft hij zijn vader in juni 2024 via de telefoon verteld. Naar aanleiding hiervan is eiser bedreigd. Eiser vreest bij terugkeer naar Turkije gevangen genomen te worden en te worden gedood.
Het bestreden besluit
4. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn afvalligheid van de Islam en de discriminatie vanwege zijn Koerdische etniciteit wordt door de minister in het midden gelaten. Deze asielmotieven kunnen namelijk niet leiden tot het verlenen van een asielvergunning. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Had de militaire dienstplicht aangemerkt moeten worden als asielmotief?
5. Eiser betoogt dat de militaire dienstplicht ook aangemerkt had moeten worden als asielmotief. De minister dient dit asielmotief te toetsen op geloofwaardigheid. Eiser heeft dit motief in eerste instantie laten zitten, omdat hij niet in e-devlet [2] kan en daardoor geen bewijsstukken kan aanleveren. Dit is echter niet eisers schuld. Voor wat betreft deze informatie verkeert hij in bewijsnood.
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft de militaire dienstplicht niet hoeven aanmerken als asielmotief. Eiser heeft namelijk in het nader gehoor meerdere keren verklaard dat hij de militaire dienstplicht niet aanvoert als asielmotief. Eiser heeft toen ook verklaard dat hij geen problemen heeft ondervonden vanwege de militaire dienstplicht en dat hij hier ook niet voor vreest. Ook wijst de minister er terecht op dat eiser uitdrukkelijk heeft gezegd dat hij ondanks dat hij geen toegang heeft tot e-devlet, hij niet alsnog de militaire dienst wil aanvoeren als asielmotief. Dat eiser in bewijsnood verkeert maakt het voorgaande niet anders, omdat deze situatie zich ook al voordeed ten tijde van het nader gehoor.
Loopt eiser bij terugkeer naar Turkije een reëel risico op ernstige schade?
6. Eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade, omdat hij agnost is. Eiser wijst op verschillende bronnen waaruit blijkt dat agnosten op geen enkel niveau in de samenleving geaccepteerd worden. [3] Agnosten lopen het risico slachtoffer te worden van discriminatie en geweld. Ook blijkt hieruit dat blasfemie verboden is en kritiek op religie kan worden bestraft met een gevangenisstraf. Eiser vertelt aan anderen hoe hij over de Islam denkt en uit daardoor kritiek op de islam. Bovendien merken mensen dat eiser niet naar de moskee gaat, niet gaat bidden en niet mee doet aan islamitische feestdagen. Hierdoor loopt hij bij terugkeer het risico op gevangenisstraf en geweld. Het klopt dat eiser enige tijd in Turkije heeft verbleven zonder dat hij de islam aanhing en dat hij toen geen problemen met de autoriteiten heeft ondervonden. Hij heeft toen echter wel problemen ondervonden met zijn familie en vrienden. Zijn vader en zijn vrienden willen niets meer met hem te maken hebben. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat de minister stelt dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich kan inhouden bij terugkeer naar Turkije. Van eiser kan niet verlangd worden dat hij in Turkije zijn mond houdt en zijn eigen godsdienst niet kan belijden. Dit is in strijd met artikel 6 van de Grondwet.
Daarnaast betoogt eiser dat de minister eisers stelling dat hij gediscrimineerd wordt ten onrechte niet heeft getoetst op geloofwaardigheid. Eiser wijst daarbij op Werkinstructie 2024/6 [4] . Eiser is van mening dat hij op ernstige wijze wordt beperkt in het uiten van zijn cultuur. Eiser wijst op een NOS artikel [5] , waaruit blijkt dat de repressie en discriminatie van Koerden de laatste jaren is toegenomen.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij bij terugkeer naar Turkije problemen zal ondervinden vanwege zijn geloof. Eiser heeft niet uitgelegd waarom de door hem overgelegde informatie op hem van toepassing is. De minister wijst er terecht op dat de Turkse grondwet vrijheid van religie garandeert en dat vrijheid van religie over het algemeen wordt gerespecteerd. [6] De minister betrekt hier ook terecht bij dat eiser in Turkije geen problemen heeft gehad omdat hij agnost is, afgezien van de enkele bedreiging van zijn vader. Daarnaast wijst de minister er terecht op dat eiser nog enige tijd in Turkije heeft verbleven zonder dat hij de islam aanhing. Dat er toch concrete bedreiging jegens hem zou zijn is gebaseerd op aannames. Eiser heeft sinds de ene bedreiging die zijn vader naar hem geuit heeft, niks meer vernomen van zijn vader of de autoriteiten. Verder heeft eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij innerlijke motivatie heeft om zich actief in het openbaar te uiten over religie en te vertellen dat religie een groot en belangrijk deel van zijn sociale en maatschappelijke leven is. Hij heeft in Nederland geen activiteiten verricht die dit uitdragen.
6.1.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat het niet beoordelen van de geloofwaardigheid van een asielmotief , niet onzorgvuldig is wanneer alle verklaringen van de vreemdeling als uitgangspunt worden genomen bij de beoordeling van de zwaarwegendheid. [7] De discriminatie is aangemerkt als asielmotief en vervolgens ook beoordeeld. De minister mag ervoor kiezen om de geloofwaardigheid van dit asielmotief in het midden te laten. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is de mogelijkheid hiertoe opgenomen. [8] Deze manier van toetsen heeft tot doel om te komen tot een efficiëntere behandeling van de aanvraag. De minister heeft in het voornemen en in het bestreden besluit zorgvuldig onderzocht en kenbaar gemotiveerd waarom de door eiser gestelde omstandigheden geen rechtsgrond vormen voor de verlening van de asielvergunning. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat de discriminatie die eiser heeft ervaren niet genoeg is om te leiden tot vluchtelingschap. Eiser is niet zodanig ernstig beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat het voor hem onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Eiser heeft onderwijs genoten en heeft werkzaamheden verricht waarvan hij kon rondkomen. Ook is niet gebleken dat eiser geen toegang had tot medische zorg. Eiser is dan ook niet in zijn belangen geschaad.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.E-devlet is het webportaal van de Turkse overheid.
3.Algemeen Ambtsbericht Turkije 2025, Algemeen Ambtsbericht Turkije 2023, Algemeen
4.Werkinstructie 2024/6, Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel), p. 2.
5.NOS nieuws, ‘Koerden in Turkije voorzichtig hoopvol over mogelijk nieuw PKK-vredesproces’, d.d. 10 maart 2025.
6.Algemeen Ambtsbericht Turkije 2019, p. 22.
7.Vergelijk ABRvS 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2333.
8.Paragraaf C1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.