ECLI:NL:RBDHA:2025:16204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL24.39127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsrecht EU-onderdaan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een EU-onderdaan, was het niet eens met de intrekking van zijn verblijfsrecht door de Minister van Asiel en Migratie. De minister had op 31 mei 2024 vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dit besluit was bevestigd bij een beslissing op bezwaar op 7 oktober 2024. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker en de minister tegen elkaar afgewogen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep in een andere zaak (NL24.339126), waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en is openbaar gemaakt op 27 augustus 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.39127
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. P.M. Langereis),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: J. Sanchez Rhemrev).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de intrekking van het verblijfsrecht als EU-onderdaan. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de minister die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 31 mei 2024 heeft de minister vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Met het bestreden besluit van 7 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij dat besluit gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek samen met de behandeling van de zaak met nummer NL24.339126 op 13 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.339126, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 augustus 2025

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.