ECLI:NL:RBDHA:2025:1622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/09/677525 / JE RK 24-2286
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens onvoldoende motivatie van bedreiging in ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, omdat de kinderen al meer dan acht jaar geen contact hebben met hun vader. De moeder en vader van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen wonen bij de moeder. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 werd besproken dat de kinderen geen contact willen met de vader, wat mogelijk te maken heeft met de angst van de moeder. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat het ontbreken van contact met de vader op dit moment een ernstige bedreiging vormt voor hun ontwikkeling. De kinderrechter verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat het ontbreken van contact alleen niet voldoende is om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door het ontbreken van contact met de vader. De kinderrechter benadrukte het belang van contact met beide ouders, maar concludeerde dat de huidige situatie niet de gronden voor een ondertoezichtstelling rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/677525 / JE RK 24-2286
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over de minderjarigen
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1]
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
-
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door advocaat mr. C.R.D. Kommer te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat mr. P. Verbraaken te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 20 december 2024 heeft de rechtbank het verzoekschrift met bijlagen ontvangen.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] heeft geschreven.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zijn erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wonen bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 januari 2024 [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 23 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De aanleiding van het verzoek is dat er nog steeds zorgen zijn over de kinderen omdat zij een lange tijd, meer dan acht jaar, geen contact hebben met de vader. Die situatie is onveranderd. De kinderen geven aan geen contact te willen, maar de vraag is in hoeverre die mening authentiek is. De zorg is dat de moeder haar eigen angst en weerstand projecteert op de kinderen. Als er niet wordt ingegrepen ziet het ernaar uit dat de vader uit het leven van de kinderen zal verdwijnen. De verlenging van de ondertoezichtstelling heeft tot doel om de mogelijkheden van contactherstel te onderzoeken en het gezamenlijk ouderschap te verbeteren. De ouders hebben onlangs een intakegesprek gehad voor een ouderschapstraject (parallel solo-ouderschap) bij Jeugdformaat. Via die weg kan ook worden onderzocht wat de kinderen vinden van contactherstel met de vader. Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting verklaard dat er geen vaste jeugdbeschermer betrokken is (geweest) en dat, mede om die reden, weinig stappen zijn gezet. De gecertificeerde instelling kan zich voorstellen dat het verzoek voor een periode van zes maanden wordt toegewezen en voor het overige wordt aangehouden, om tegen die tijd te bespreken wat er is en kan worden bereikt in het kader van contactherstel.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is primair afwijzing van het verzoek bepleit en subsidiair toewijzing voor een periode van zes maanden. De moeder verklaart dat het niet haar bedoeling is om contact tussen de vader en de kinderen te frustreren. Zij vindt wel dat een eerste vorm van contact onder begeleiding moet plaatsvinden, omdat ze elkaar jaren niet hebben gezien. De moeder is bereid het ouderschapstraject bij Jeugdformaat te volgen en via die weg te onderzoeken of de kinderen open staan voor contact met de vader. Dat kan wat de moeder betreft op basis van vrijwilligheid. Zij verklaart dat het verder goed gaat met de kinderen.
4.2.
Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Zijn wens is vooral om contact te kunnen hebben met de kinderen. In de afgelopen jaren is het de ouders niet gelukt om dat met elkaar te realiseren. Om die reden heeft de gecertificeerde instelling bij beschikking van 6 februari 2024 de regie gekregen over de omgangsregeling en dus het contactherstel tussen de vader en de kinderen. Die regiefunctie heeft de gecertificeerde instelling het afgelopen jaar niet tot nauwelijks vervuld. Wat de vader betreft is het kader van de ondertoezichtstelling alsnog nodig om de nodige stappen te zetten voor wat betreft de vraag of contactherstel mogelijk is en zo ja, in welke vorm. De afgelopen jaren hebben bewezen dat er anders niets zal veranderen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan een ondertoezichtstelling verlengen als nog steeds is voldaan aan de gronden voor de ondertoezichtstelling. [1] De kinderrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.
5.2.
De grondslag van het verzoek is dat de kinderen jarenlang geen enkele vorm van contact hebben (gehad) met de vader. Uit het verzoekschrift, de bijlagen en de verklaringen tijdens de zitting volgt niet dat er nog andere zorgen over de kinderen leven. De kinderen hebben hun uitdagingen, maar niet is gesteld dat zij daardoor ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarom is de vraag die voorligt of het niet hebben van contact met de vader de ondertoezichtstelling van de kinderen rechtvaardigt.
5.3.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 21 april 2017 [2] overweegt de kinderrechter dat het ontbreken van contact tussen de vader en de kinderen op zichzelf ontoereikend is om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft bepaald dat, om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen, het ontbreken van contact (of omgang) zodanige belastende conflicten of problemen moet opleveren voor de kinderen dat deze, op zichzelf of in combinatie met ander omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor de zedelijke of geestelijke belangen van de kinderen en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
5.4.
Vooropgesteld is de kinderrechter van oordeel dat het ontbreken van (enige vorm van) contact tussen de vader en de kinderen zorgelijk is. Bezien vanuit het belang van het kind onderschrijft de kinderrechter het uitgangspunt dat een kind onbelast contact met beide ouders moet kunnen hebben, in het bijzonder na een scheiding, tenzij het belang van het kind zich daartegen verzet. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] groeien op in de situatie dat hun vader al jarenlang geen rol speelt in hun leven. Zij zijn op dit moment niet in staat of er aan toe om na al die tijd het contact met de vader weer aan te gaan. Het is invoelbaar dat de vader dat betreurt, maar het is ook de realiteit van deze kinderen. De kinderrechter begrijpt ook de zorgen over eventuele onderliggende redenen van de afwijzing door de kinderen en de mogelijke gevolgen voor hun verdere ontwikkeling. Echter is naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende gemotiveerd dat de kinderen als gevolg van het ontbreken van contact met de vader op dit moment ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn geen concrete zorgsignalen naar voren gebracht. De kinderrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de authenticiteit van de mening van [de minderjarige 1] zoals hij die heeft opgeschreven in zijn brief. De kinderrechter kan zich voorstellen dat meespeelt dat de kinderen hun vader al heel lang niet hebben gezien en hem eigenlijk niet kennen. Daarom is het van belang dat er aandacht blijft voor de behoeften van de kinderen in het contact met de vader. Hij blijft immers altijd hun vader. Het parallel solo-ouderschapstraject kan daarbij helpend zijn. De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat het traject geen kans van slagen heeft op basis van vrijwilligheid, met name nu de moeder ter zitting heeft gezegd haar medewerking te zullen verlenen. Tot slot weegt mee dat alle betrokkenen hebben geconstateerd dat de ondertoezichtstelling beperkte toegevoegde waarde heeft gehad.
5.5.
De kinderrechter realiseert zich dat de gecertificeerde instelling voorlopig de regie heeft over de omgang tussen de vader en de kinderen in de aangehouden omgangsprocedure bij de familierechter (met zaaknummer C/09/587950 / FA RK 20-557). Dat doet echter niet af aan het oordeel over de ondertoezichtstelling. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de gronden daarvoor. De kinderrechter wijst het verzoek daarom af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Kleine, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025, in aanwezigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikelen 1:255, eerste lid, en 1:260, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.