ECLI:NL:RBDHA:2025:16221
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure over machtiging tot voorlopig verblijf
Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.M. van der Wal, had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Nadat de minister alsnog een besluit had genomen, trok verzoekster haar beroep in, maar vroeg zij wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster procesbelang had, ondanks dat het beroep was ingediend terwijl de rechterlijke dwangsom uit een eerdere procedure nog niet volledig was volgelopen. De rechtbank stelde vast dat de minister pas na het indienen van het beroep een besluit had genomen, wat betekende dat de minister aan verzoekster tegemoet was gekomen. Daarom werd de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50 en heeft de minister veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.