Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening (Dvo). Frankrijk heeft dit verzoek op deze grond aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
Artikel 12 van de Dublinverordening
5. Eiseres voert aan dat artikel 12, vierde lid, van de Dvo, onjuist is toegepast en dat Frankrijk niet verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag van eiseres. Het vierde lid verwijst naar de leden 1, 2 en 3, waarin staat dat een geldig visum vereist is. Omdat het visum van eiseres was verlopen op het moment van de asielaanvraag, is er geen sprake van een geldig visum en kan artikel 12, vierde lid van de Dvo niet worden toegepast.
6. Het eerste (en hier relevante) deel van de tekst van artikel 12, vierde lid, van de Dvo luidt als volgt: "
Wanneer de verzoeker slechts houder is van één of meer verblijfstitels die minder dan twee jaar zijn verlopen of van één of meer visa die minder dan zes maanden zijn verlopen en die hem daadwerkelijk toegang hebben verschaft tot het grondgebied van een lidstaat, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing zolang de verzoeker het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten. (…)"
Artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening ziet dus juist op de situatie dat een visum niet meer geldig is, met daarbij de bepaling dat een visum niet langer dan zes maanden verlopen mag zijn en dat de vreemdeling daarmee het Europees grondgebied is ingereisd. Eiseres voldoet aan deze voorwaarden. Pas dan zijn de leden 1, 2 en 3 op haar van toepassing. Dat daarin (tweede lid) een geldig visum is genoemd, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister artikel 12, vierde lid, van de Dvo juist heeft toegepast. De beroepsgrond slaagt niet.
Zorgvuldigheidsbeginsel
7. Eiseres voert verder aan dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door haar niet te horen voordat het claimverzoek naar Frankrijk is verstuurd. Eiseres had belang bij het kunnen overleggen van documenten of verklaringen die mogelijk konden aantonen dat een ander land verantwoordelijk is. Hierdoor is artikel 41 van het Handvest2 geschonden.
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister het zorgvuldigheidsbeginsel niet heeft geschonden en dat eiseres niet in haar belangen is geschaad door haar niet te horen voordat het claimverzoek naar Frankrijk is gestuurd. De minister heeft hiertoe tijdens de zitting terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 21 april 20233 waarin de uitspraak van deze rechtbank, zittingslocatie Haarlem van 21 maart 20234, wat betreft rechtsoverweging 4.1 wordt gevolgd. Daaruit blijkt dat uit de Dvo niet kan worden afgeleid dat er een gehoor dient plaats te vinden alvorens er en claim uit verzoek bij een lidstaat wordt gedaan. Uit het gehoor van eiseres zijn ook geen omstandigheden naar voren gekomen waardoor Frankrijk niet de verantwoordelijke lidstaat zou moeten zijn. Verder is de rechtbank van oordeel dat artikel 41 van het Handvest niet is geschonden door eiseres na het claimverzoek te horen. Artikel 41, tweede lid, eerste streepje van het Handvest behelst: “
het recht van eenieder te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen”. De besluitvorming dateert van na het gehoor, waardoor artikel 41 van het Handvest niet geschonden kan zijn.
2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Overigens is ook later niet gebleken dat een ander land dan Frankrijk verantwoordelijk zou moeten zijn voor de asielaanvraag van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
9. Eiseres voert vervolgens aan dat ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ze verwijst hiertoe naar het AIDA-rapport over Frankrijk, Update 2024, van 12 juni 2025, waaruit blijkt dat eind 2024 64% van de asielzoekers die recht hadden op opvang daadwerkelijk opvang kregen. Eind 2024 was onvoldoende opvangplek voor bijna 90.000 asielzoekers. De nieuwe opvangplekken uit de begroting zijn er niet gekomen wegens te weinig budget. Hoewel het procentueel gezien iets beter gaat dan eind 2023, toen 59% van de asielzoekers opvang kregen, gaat het nog steeds om een groot aantal dat geen opvang kan krijgen. Daarnaast wordt de kwetsbaarheid van asielzoekers niet altijd goed gezien en worden slachtoffers van seksueel geweld en mensenhandel soms geplaats in opvangcentra met alleenstaande mannen. Dat is voor eiseres, die slachtoffer is van mensenhandel, riskant.
10. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de minister, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM5 en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Uit de uitspraken van de Afdeling van 2 mei 2024 en 11 april 20256 volgt dat ten aanzien van Frankrijk nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit deze uitspraken volgt dat er problemen zijn (geweest) in de Franse asielopvang, maar dat niet is gebleken dat deze problemen dermate structureel en ernstig van aard zijn dat er bij een overdracht aan Frankrijk sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De Afdeling heeft in haar laatste uitspraak ook de update over 2023 van AIDA betrokken. De minister heeft verder kunnen overwegen dat het AIDA-rapport, Update 2025 geen reden geeft om niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te gaan. Het recente AIDA rapport laat een lichte procentuele verbetering zien ten aanzien van asielzoekers die een opvangplek hebben. Het rapport geeft geen wezenlijk ander beeld van de opvangvoorzieningen in Frankrijk dan de informatie die is betrokken door de Afdeling in haar uitspraken. Hoewel uit de rapporten wel een beeld naar voren komt dat de opvangvoorzieningen in Frankrijk niet helemaal op orde zijn, komt ook het beeld naar voren dat de Franse autoriteiten hier niet onverschillig tegenover staan. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij in Frankrijk geen opvang zal kunnen krijgen. In geval van voorkomende problemen in Frankrijk kan zij zich wenden tot de Franse autoriteiten. Niet gebleken is dat dit voor haar niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is.
5 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
12. Hoewel uit het AIDA-rapport7 blijkt dat slachtoffers van mensenhandel en seksueel geweld soms zijn geplaats in opvangcentra met voornamelijk alleenstaande mannen, blijkt uit het AIDA rapport ook dat er een plan ligt voor ‘specialised accomodation’ voor kwetsbare mensen, zoals slachtoffers van mensenhandel en seksueel geweld en dat dit, voor zover het plan al ten uitvoer is gelegd, ook effectief blijkt te zijn in de praktijk.8
13. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiseres voert ook aan dat Nederland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraageiseres, omdat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Frankrijk leidt tot een onevenredige hardheid. Zij is slachtoffer van mensenhandel en zij is in Nederland gedwongen tot seksuele handelingen. Ze is bang dat de man die haar naar Frankrijk heeft gebracht haar in Frankrijk zal vinden. Ze is in Nederland naar de politie geweest. Daar is tegen haar gezegd dat ze haar ervaringen op papier moet zetten, waarna wordt beoordeeld of er een afspraak wordt gemaakt om aangifte te doen. Eiseres verzoekt de minister om een nader onderzoek te doen naar haar psychische gesteldheid, in het kader van de samenwerkingsverplichting.
15. De rechtbank overweegt als volgt. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet voldoende bijzonder zijn om van de overdracht aan Frankrijk af te zien vanwege een onevenredige hardheid. Eerst in haar gronden van beroep heeft eiseres aangegeven slachtoffer te zijn van mensenhandel en seksuele uitbuiting. Ter zitting heeft zij toegelicht dat zij het contact met de politie niet kan aantonen, maar dat de politie gezegd zou hebben dat zij eerst een haar ervaringen op papier moet zetten, waarna eventueel een afspraak volgt voor het opnemen van een aangifte. Eiseres heeft geen medische stukken ter onderbouwing van haar psychische klachten, ter zitting is ook gebleken dat zij nog geen stap heeft gezet naar medische begeleiding. Het ligt op de weg van eiseres om het door haar aangevoerde te onderbouwen. Mede gelet op het feit dat ze al ruim vijf maanden in Nederland is, mag meer van haar worden verwacht. De psychisch uiterst kwetsbare positie is in het geheel niet onderbouwd. Ten aanzien van de aangifte van mensenhandel overweegt de rechtbank dat, zolang er nog geen verblijfsvergunning regulier mensenhandel is verstrekt, de Dublinverordening van toepassing is en eiseres mag worden overgedragen. In het gestelde dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel heeft verweerder in redelijkheid dan ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken.
Tarakhel
16. Subsidiair voert eiseres aan dat de minister individuele garanties moet vragen voor de overdracht, omdat zij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel. Ze is slachtoffer van mensenhandel en seksuele uitbuiting. Ze is psychisch instabiel, ze heeft een trauma en ze vreest voor haar veiligheid in Frankrijk.
17. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat ze bijzonder kwetsbaar is. Eiseres heeft geen onderbouwing gegeven van haar gestelde psychische klachten. Daarnaast geldt hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 12 is vermeld ten aanzien van de opvang van slachtoffers van mensenhandel. In wat eiseres heeft aangevoerd heeft de minister geen reden hoeven zien om individuele garanties te moeten vragen bij de Franse autoriteiten. Voor zover eiseres met wat zij aanvoert een beroep op het arrest C.K. wenst te doen, slaagt dit niet. Hiervoor is onvoldoende onderbouwd dat de medische situatie van eiseres zodanig ernstig is dat zij niet kan worden overgedragen. De beroepsgrond slaagt niet.
7 AIDA-rapport over Frankrijk, Update 2024, pagina 94.