ECLI:NL:RBDHA:2025:16238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
24/4956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 september 2025, staat de aanvraag van eiseres voor een woonvoorziening in de vorm van woningaanpassingen centraal. Eiseres, die volledig rolstoelgebonden is, had op 22 november 2022 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd een deel van de gevraagde aanpassingen alsnog toegekend. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, en de rechtbank heeft de zaak op 19 juni 2025 behandeld.

De rechtbank constateert dat er nog een geschilpunt is over de elektrisch verstelbare bovenkasten in de keuken. Eiseres heeft aangegeven dat het college dit punt niet zorgvuldig heeft onderzocht. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende gemotiveerd heeft waarom deze optie niet is overwogen. De rechtbank stelt dat het college de gelegenheid krijgt om het gebrek in het besluit te herstellen, waarbij het college nader onderzoek moet doen naar de beperkingen van eiseres en de mogelijkheden voor de aanpassingen. De rechtbank heeft een termijn van acht weken gesteld voor het college om het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

De rechtbank benadrukt dat het college binnen twee weken moet meedelen of het gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De uitspraak is gedaan door rechter M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier H.J. Verspuij-Fung, en is openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4956 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Ö. Şahin),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 22 november 2022 een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 5 december 2022 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 23 april 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en alsnog verschillende woningaanpassingen toegekend.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Eiseres heeft met behulp van een beeldverbinding deelgenomen. De gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen.

Wat aan de procedure vooraf ging

2. Eiseres, geboren [geboortedatum] 1950, is vanwege verschillende fysieke aandoeningen volledig rolstoelgebonden. In 2013 is vanuit de Wmo een aangepaste keuken verstrekt aan eiseres zodat zij met haar elektrische rolstoel onder het aanrechtblad kon en haar partner staand gebruik kon maken van de keuken. De partner van eiseres is in 2021 overleden. Eiseres krijgt hulp vanuit de thuiszorg vanuit een WLZ-indicatie.
2.1.
Begin januari 2022 heeft eiseres zich gemeld bij het Wmo-loket. Op 22 november 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor diverse woningaanpassingen ingediend bij het college.
2.2.
Bij het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit is het bezwaar gegrond verklaard. Het college heeft naar aanleiding van een aanvullend onderzoek en medisch advies alsnog aanleiding gezien om een deel van de gevraagde woningaanpassingen te verstrekken.

Beoordeling door de rechtbank

3. Gelet op hetgeen is besproken ter zitting is enkel nog in geschil het verzoek van eiseres om over te gaan tot het plaatsen van elektrisch verstelbare bovenkasten in de keuken boven het aanrecht.
3.1.
Met betrekking tot de afvoerpijpen heeft het college ter zitting toegezegd dat er schuimrubber om de afvoerpijpen geplaatst zal worden zodat eiseres dat zelf niet meer hoeft te doen. Eiseres heeft desgevraagd ter zitting ingestemd met deze oplossing.
3.2.
Met betrekking tot de beperkingen ten aanzien van het zelfstandig uit en aan kunnen doen van het plafondlicht in de slaapkamer heeft eiseres ter zitting verklaard dat [naam 2] , werkzaam bij de gemeente Den Haag, momenteel bezig is met dit mogelijk te maken. Eiseres heeft desgevraagd ter zitting ingestemd met deze oplossing.
3.3.
Met betrekking tot het plaatsen van elektrische rolgordijnrails in de slaapkamer en woonkamer heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij dit inmiddels zelf heeft geregeld naar aanleiding van een bezoek van de burgemeester bij haar thuis. Er is een bedrag van € 2.000,- toegekend. Haar dochter, die leeft van een WIA-uitkering, heeft nog een bedrag € 400,- moeten bijbetalen voor de gordijnen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat uit navraag is gebleken dat tijdens het bezoek van de burgemeester met eiseres is afgesproken dat zij € 2.000,- toegekend krijgt voor het plaatsen van elektrische rolgordijnen, inclusief gordijnrails, in de slaapkamer en woonkamer. Eiseres zou een eigen bijdrage van € 800,- zelf betalen. Eiseres heeft dit niet betwist. De rechtbank ziet gelet op deze afspraak geen aanleiding meer een oordeel te geven over dit punt.
4. Met betrekking tot de elektrisch verstelbare keukenkastjes boven het aanrecht stelt eiseres dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of dit een oplossing zou kunnen zijn. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij van begin af aan dit heeft aangekaart. Ter onderbouwing heeft zij gewezen op een e-mailbericht van 22 mei 2024 van haar gemachtigde aan [naam 3] waarin is opgemerkt dat van begin af aan is verzocht om de mogelijkheden te bekijken om de keukenkasten elektrisch te maken. Het college heeft dit niet betwist.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit geen aandacht is besteed aan dit punt. In het verweerschrift is uitsluitend hierover opgemerkt dat elektrisch verstelbare bovenkasten een oplossing zouden kunnen bieden maar dat dit geen kosteneffectieve optie is. Een nadere onderbouwing ontbreekt echter. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onderzoek van het college op dit punt niet zorgvuldig is geweest en onvoldoende gemotiveerd.
4.2.
Het college heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift gesteld dat de beperkingen van de niet functionele keuken opgelost kunnen worden door haar woning anders in te richten. Spullen die eiseres regelmatig nodig heeft kunnen in de onderkasten worden opgeborgen. De overige spullen kunnen in de bovenkasten worden geplaatst. Indien eiseres iets uit de bovenkasten nodig heeft, kan zij dit aan de huishoudelijke hulp vragen. Deze komt vier keer per dag en mag geacht worden incidenteel te kunnen helpen bij het pakken van spullen uit de bovenkasten. Spullen die zij minder frequent gebruikt, kunnen elders worden opgeborgen, bijvoorbeeld in een kast in de woonkamer. Eiseres heeft echter ter zitting betwist dat de thuishulp vier keer per dag komt. De thuishulp komt slechts twee keer per dag, in de ochtend en in de avond. Eiseres stelt dat de thuishulp onvoldoende tijd heeft om naast de hulp die zij moet bieden ook nog spullen te pakken uit de bovenkasten voor haar. Daarbij komt dat het ook niet de taak is van de thuishulp om haar daarbij te helpen. Eiseres stelt verder dat het onredelijk is om van haar te vragen om in de ochtend te bedenken wat zij in de avond nodig heeft voor het koken. In de onderkasten is geen extra ruimte nu deze al vol zit met haar pannen. De rechtbank is, gelet op de toelichting van eiseres dat de thuishulp slechts twee keer per dag komt, van oordeel dat de motivering van het college reeds daarom onjuist is. Bovendien heeft het college de stelling van eiseres dat er onder haar kast geen extra ruimte is voor overige spullen nu het al vol staat met haar pannen, niet betwist.
5. Zoals hiervoor is overwogen onder 4.1 en 4.2. is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het college nader onderzoek doen naar de beperkingen die eiseres ondervindt bij het gebruik van haar keuken en hoe deze het beste opgelost kunnen worden. In het bijzonder dient het college daarbij de optie van het plaatsen van elektrisch verstelbare bovenkasten in de keuken te betrekken bij het onderzoek. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6. Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.