ECLI:NL:RBDHA:2025:16242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL25.25985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Chinese nationaliteit wegens gebrek aan geloofwaardigheid en tegenstrijdige verklaringen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Chinese nationaliteit, tegen het besluit van 4 juni 2025, waarin zijn asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft op 6 juni 2023 zijn asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze afgewezen, omdat de identiteit van eiser niet geloofwaardig werd geacht. Eiser heeft verschillende namen opgegeven en tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn moment van inreis in Nederland. De rechtbank heeft op 19 augustus 2025 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting, waardoor de rechtbank het onderzoek op basis van de stukken heeft gesloten.

De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat de identiteit van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft meerdere aliassen opgegeven en zijn verklaringen over zijn identiteitsgegevens zijn inconsistent. De rechtbank volgt de minister in het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft aangetoond. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen, gelet op de financiële en medische motieven die eiser heeft aangevoerd, die niet onder de vluchtelingschapcriteria vallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25985

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Chinese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 4 juni 2025 (bestreden besluit), waarin zijn asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 6 juni 2023 onderhavige asielaanvraag ingediend. [1] De minister heeft vervolgens deze asielaanvraag in het bestreden besluit van 4 juni 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. [2]
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft op 17 juni 2025 de gronden van het beroep ingediend. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
Met een besluit van 17 juli 2025 heeft de minister eiser uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw, met ingang van 14 mei 2025 tot 17 oktober 2025.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting en aangegeven dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Het asielrelaas en het bestreden besluit

3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij China heeft verlaten om in Nederland geld te komen verdienen. Hij is ernstig ziek en kan niet terug naar China omdat hij in dat land geen medische behandeling krijgt. Eiser vreest bij terugkeer naar China te worden opgepakt door de autoriteiten omdat hij in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister het volgende asielmotief:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
3.2.
De minister vindt de identiteit van eiser niet geloofwaardig. De nationaliteit en herkomst van eiser acht de minister wel geloofwaardig. De minister vindt dat de financiële en medische asielmotieven van eiser niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het Verdrag. De geloofwaardig gevonden nationaliteit en herkomst van eiser leiden niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar China. De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
3.3.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna de beroepsgronden van eiser beoordelen.

Beoordeling door de rechtbank

De identiteit van eiser
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers identiteit niet geloofwaardig is. In het bestreden besluit, en in het voornemen van 30 april 2025, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd.
4.1.
De minister heeft bij haar standpunt kunnen betrekken dat eiser sinds zijn aankomst in Nederland in maart 2000 dan wel in 2005 meerdere aliassen heeft opgegeven en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn identiteitsgegevens. Daarbij heeft de minister kunnen betrekken dat eiser in 2011 of 2012 op het politiebureau de naam [naam 2] heeft opgegeven [3] en die naam op 18 maart 2006 ten overstaan van de politie opnieuw heeft opgegeven. [4] Verder heeft de minister mogen stellen dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij in het ziekenhuis de naam [naam 3] heeft opgegeven. [5] Dat eiser stelt dat hij tijdens zijn asielaanvraag wel zijn juiste naam heeft opgegeven, heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals de minister stelt, heeft eiser bij de AVIM [6] tijdens het verhoor op 6 juni 2023 [7] de naam [naam 5] opgegeven, en ook een andere geboortedatum. Daarbij heeft de minister van belang mogen vinden dat eiser zijn naam niet met originele identificerende documenten heeft onderbouwd. De stelling van eiser dat de minister op basis van het medisch dossier, waarin zijn naam Fusheng Xu is vermeld, hem uitstel van vertrek heeft verleend op grond van artikel 64 van de Vw, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Zoals de minister op de zitting heeft toegelicht, zijn de gegevens in het medisch dossier geen reden om alsnog uit te gaan van de identiteit van eiser. Daarbij heeft hij erop gewezen dat eiser geen moeite heeft gedaan om aan een paspoort te komen. De rechtbank volgt de minister hierin. Eisers stelling dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen dan wel niet deugdelijk is gemotiveerd, volgt de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet.
4.2.
Verder heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank voldoende deugdelijk gemotiveerd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij Nederland is ingereisd. Daarbij heeft de minister mogen stellen dat eiser tijdens het aanmeldgehoor [8] heeft verklaard dat hij op zijn 45e levensjaar Nederland is ingereisd, en dat dit zou betekenen dat eiser in 2005 Nederland zou zijn ingereisd. Dat eiser in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor heeft gesteld dat hij ongeveer in maart 2000 in Nederland is aangekomen, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De minister heeft mogen stellen dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor zijn tegenstrijdige verklaring over het moment waarop hij naar Nederland is gekomen. De stelling van eiser dat het voor de beoordeling van het asielrelaas geen verschil maakt op welk moment hij Nederland is ingereisd, heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals de minister op de zitting heeft gesteld, heeft eiser wisselende verklaringen afgelegd over het moment van zijn inreis in Nederland. [9] Van eiser mag namelijk worden verwacht dat hij weet aan te geven wanneer hij naar Nederland is gekomen.
Toetsing van de geloofwaardig geachte nationaliteit en herkomst
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte en afdoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Daarbij heeft de minister kunnen stellen dat de omstandigheid dat eiser uit China komt, op zichzelf niet genoeg is om vluchteling te zijn. Ook heeft de minister mogen stellen dat de financiële en medische motieven van eiser geen raakvlak hebben met vluchtelingschap dan wel ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [10] Verder heeft de minister kunnen stellen dat eiser bij terugkeer naar China geen reëel risico loopt op ernstige schade. Hij heeft bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiser zijn vrees dat hij door de Chinese politie zal worden opgepakt omdat hij hier asiel heeft aangevraagd, niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast heeft de minister mogen stellen dat eiser heeft verklaard niet te weten hoe de autoriteiten van China op de hoogte zijn van zijn asielaanvraag. Anders dan eiser stelt, heeft de minister op pagina 2 van het bestreden besluit, en op pagina 5 van het voornemen, een kenbare en deugdelijke motivering over de gestelde vrees van eiser voor de autoriteiten bij terugkeer naar China, gegeven. De minister heeft overwogen dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar China. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting toegelicht dat uit het algemeen ambtsbericht China van december 2022 volgt dat niet langer vereist is dat Chinese terugkeerders aan de Chinese autoriteiten aantonen dat zij rechtmatig verblijf hebben genoten in Nederland. [11] De rechtbank volgt de minister hierin. Eisers verwijzing naar informatie van de NCTV en de AIVD van oktober 2024, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Zoals de minister in het bestreden besluit heeft overwogen, gaat het om algemene informatie waarmee eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer persoonlijk in de negatieve belangstelling staat van de Chinese autoriteiten.
Voordeel van de twijfel6. Eisers stelling dat aan hem het voordeel van de twijfel had dienen te worden gegeven omdat zijn relaas in grote lijnen als geloofwaardig is beschouwd als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e, van de Vw, heeft de minister niet hoeven volgen. Uit artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e, van de Vw volgt namelijk de voorwaarde dat vast is komen te staan dat de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. Dat de minister niet inzichtelijk heeft gemaakt wat het nu voor verschil maakt of eiser vanaf 2000 of vanaf 2005 in Nederland verblijft en dat hij in beide gevallen langere tijd illegaal in Nederland heeft verbleven, maken niet dat de vreemdeling zelf als persoon in grote lijnen als geloofwaardig moet worden beschouwd. [12]
Aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister eisers asielaanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond, gelet op artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw. De minister heeft daarbij mogen stellen dat eiser aan zijn asielaanvraag alleen financiële en medische motieven ten grondslag heeft gelegd. Verder heeft de minister kunnen stellen dat eiser haar heeft misleid over zijn identiteit, omdat eiser heeft bevestigd dat hij op meerdere momenten een andere naam heeft opgegeven.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft staan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw.
3.Zie pagina 5 van het rapport aanmeldgehoor.
4.Pagina 2 van het rapport van bevindingen van de arbeidsinspecteur.
5.Pagina 4 van het rapport aanmeldgehoor.
6.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
7.Pagina 2 van het proces-verbaal van verhoor AVIM.
8.Pagina 11 van het rapport aanmeldgehoor.
9.Pagina 2 van het proces-verbaal van gehoor en pagina’s 6 en 11 van het rapport aanmeldgehoor.
10.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Pagina 95, onder 12.3 ‘Voorwaarden voor terugkerende Chinese staatsburgers’.
12.Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e, van de Vw en paragraaf C1/4.3.2.5 van de Vc 2000.