ECLI:NL:RBDHA:2025:16280
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na ongegrondverklaring beroep
Op 30 augustus 2023 heeft de minister van Asiel en Migratie besloten om verzoeker, van Armeense nationaliteit, geen (ambtshalve) uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 4 april 2025 heeft de minister in stand gelaten. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 augustus 2025 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. M.S. Yap, en de gemachtigde van de minister, mr. I. van Es, ook aanwezig was. Na sluiting van het onderzoek heeft de voorzieningenrechter op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL25.20079), waarin het beroep ongegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd gehandhaafd. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.