ECLI:NL:RBDHA:2025:16280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
NL23.26156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na ongegrondverklaring beroep

Op 30 augustus 2023 heeft de minister van Asiel en Migratie besloten om verzoeker, van Armeense nationaliteit, geen (ambtshalve) uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 4 april 2025 heeft de minister in stand gelaten. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 augustus 2025 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. M.S. Yap, en de gemachtigde van de minister, mr. I. van Es, ook aanwezig was. Na sluiting van het onderzoek heeft de voorzieningenrechter op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL25.20079), waarin het beroep ongegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd gehandhaafd. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26156

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Armeense nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Inleiding

1. Met het besluit van 30 augustus 2023 heeft de minister verzoeker geen (ambtshalve) uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw [1] . Met het bestreden besluit van 4 april 2025 op het bezwaar van verzoeker is de minister daarbij gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep [2] , op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de minister. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, in de zaak met nummer NL25.20079, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het beroep is daarbij ongegrond verklaard en het bestreden besluit is in stand gelaten. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gespeudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.NL25.20079.