ECLI:NL:RBDHA:2025:1629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/09/676005 / JE RK 24-2084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in uitzichtloze situatie

Op 16 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden betreffende een machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige, die in een uitzichtloze situatie verkeert door gebrek aan passende voorzieningen, recht heeft op jeugdhulp. De kinderrechter heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en updates van de gecertificeerde instelling, en constateert dat er geen geschikte vervolgplek is gevonden voor de minderjarige. De moeder van de minderjarige pleit voor een passende woonplek buiten de randstad, terwijl de minderjarige zelf aangeeft dat hij niet langer op de huidige gesloten groep wil blijven. De kinderrechter benadrukt de noodzaak van jeugdhulp en de verplichting van de Staat om alternatieve opvang te bieden. Uiteindelijk verleent de kinderrechter de machtiging voor uit huis plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met een aansluitende machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, voor de duur van de ondertoezichtstelling van 17 januari 2025 tot 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/676005 / JE RK 24-2084
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en aansluitend een machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. F.F. Schukking te Voorschoten.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. I.G.M. van Gorkum te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 5 december 2024 van de kinderrechter in deze rechtbank is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend van 5 december 2024 tot 17 januari 2025 en is het verzoek voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter heeft nu ook kennisgenomen van:
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling, met bijlagen, van 9 januari 2025;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 11 januari 2025.
1.3.
Op 16 januari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat en een persoonlijk begeleider als toehoorder.
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft de kinderrechter ook apart met [de minderjarige] gesproken, in het bijzijn van zijn advocaat.

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het aangehouden verzoek, dat strekt tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 19 maart 2025.
2.2.
Uit de schriftelijke update en de verklaring ter zitting volgt dat er nog geen passende vervolgplek is gevonden voor [de minderjarige] en dat de situatie op de huidige gesloten groep bij [zorginstelling] nu ook onhoudbaar is geworden. Er is dus zowel op de korte als de lange termijn een oplossing nodig. Voor de korte termijn worden verschillende mogelijkheden onderzocht ter overbrugging naar een langdurige woonplek: een andere gesloten groep of een open groep met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, zowel bij [zorginstelling] als op een andere plek in de regio [plaats] (vanwege het woonplaatsbeginsel). Een crisisplek ter overbrugging is wat de gecertificeerde instelling betreft de slechtste optie, omdat er dan op geen enkele manier rekening kan worden gehouden met wat [de minderjarige] nodig heeft. [de minderjarige] gaat dan naar de eerste plek die vrij komt (in de regio [plaats] ) voor maximaal drie weken. Het risico dat zijn situatie dan verslechtert is groot. Voor de lange termijn ligt het perspectief nog steeds in [provincie] , waarvoor het Expertiseteam aldaar betrokken is. Echter is er nog geen concreet plan. Daarnaast voorziet de gecertificeerde instelling problemen met de financiering van een zogenaamd maatwerktraject, wat gezien de complexiteit aangewezen is, omdat de gemeente Den Haag daarvoor verantwoordelijk blijft (wederom vanwege het woonplaatsbeginsel).

3.De standpunten

3.1.
[de minderjarige] benoemt dat het een vicieuze cirkel en neerwaartse spiraal is waar hij in zit en op deze manier niet uit kan komen. Hij is er klaar mee, heeft geen enkele motivatie meer en heeft het gevoel dat hij zijn tijd aan het uitzitten is. Dat heeft ertoe geleid dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt. [de minderjarige] wil sowieso niet langer op de huidige groep blijven en hij wil ook niet naar een andere gesloten groep. Het liefst wil hij weg uit [zorginstelling] , omdat daar niets verandert. Dan gaat hij nog liever naar een crisisplek. Via die weg is het traject bij [zorginstelling] ook gestart en in het begin ging dat best goed. Over de regio [plaats] maakt [de minderjarige] zich geen zorgen, maar het is niet zijn keuze. Als hij bij [zorginstelling] moet blijven dan wil hij liever naar een open groep met een voorwaardelijke machtiging. Hij wil dan ook graag, in het belang van zijn toekomst, de groen-opleiding volgen. Dat zou hem in ieder geval een beetje helpen.
3.2.
De moeder wil dat [de minderjarige] zo snel mogelijk een passende woonplek krijgt. Wat haar betreft is dat in [provincie] en niet in de randstad. De moeder is ervan overtuigd dat de regio Den Haag geen goede plek voor [de minderjarige] is, ook niet ter overbrugging. Het risico dat [de minderjarige] dan weer in contact komt met jongens die een verkeerde invloed op hem hebben is zeer groot en de moeder voorziet dat [de minderjarige] dan slechter af is. De moeder wil het liefst een open plek voor [de minderjarige] , eventueel met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Zij is tegen een gesloten groep en tegen een overplaatsing naar de regio [plaats].

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
4.2.
Vooropgesteld is het voor alle betrokkenen en in het bijzonder voor [de minderjarige] zeer te betreuren dat het nog niet is gelukt om een passende woonplek te vinden (of een stap verder te komen) waar [de minderjarige] beter tot zijn recht komt en een toekomst kan opbouwen. De kinderrechter begrijpt heel goed dat het voor [de minderjarige] een uitzichtloze situatie is waar hij zich al maanden moeilijk toe kan verhouden, al rechtvaardigt dat natuurlijk niet bepaalde keuzes die hij de afgelopen periode heeft gemaakt. Op basis van die incidenten, maar met name vanwege het gebrek aan passende alternatieven, kan de kinderrechter niet anders dan oordelen dat het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is om het verzoek toe te wijzen. De kinderrechter moet daarbij tot ieders spijt constateren dat [de minderjarige] bij gebrek aan passende voorzieningen op dit moment vastloopt in het systeem en oploopt tegen bureaucratische muren. De kinderrechter twijfelt niet aan de welwillendheid en inzet maar hoopt dat de betrokken partijen, waaronder de betreffende gemeenten, oog blijven houden voor de realiteit van [de minderjarige] . Een kwetsbare jongere die niet thuis kan opgroeien heeft recht op bijzondere bescherming en bijstand.
Op de Staat rust de verplichting om te zorgen voor alternatieve opvang en zorg als een minderjarige tijdelijk of permanent niet in het eigen gezin kan opgroeien. [2]
4.3.
Hoewel de kinderrechter niet beslist over de specifieke plek of groep waar [de minderjarige] kan verblijven op de korte termijn, in afwachting van passende hulp, is hier tijdens de zitting uitgebreid over gesproken, ingegeven door de suggesties van de gedragswetenschapper in de instemmingsverklaring van 11 januari 2025. Gebleken is dat alle opties nadelen hebben en dat het kiezen tussen kwaden is. Alle betrokkenen delen echter de opvatting dat [de minderjarige] niet veel langer op de huidige groep kan en moet blijven. Er lijkt geen enkele basis te zijn voor wederzijds vertrouwen en begrip. Dit volgt uit het gedrag en de houding van [de minderjarige] naar de betrokken hulpverleners, maar ook andersom. Dit laatste leidt de kinderrechter af uit de negatieve bewoordingen en ondertoon in de verslagen van [zorginstelling] .
4.4.
Gelet op het voorgaande machtigt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 januari 2025 tot 19 maart 2025, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
5.2.
bepaalt dat de machtiging gesloten jeugdhulp vervalt op het moment dat [de minderjarige] met de aansluitende machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft;
5.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025 door
mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.T. Viezee als griffier, en op schrift gesteld op 30 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).
2.Artikel 20 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.