ECLI:NL:RBDHA:2025:16321
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen, omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit door de minister gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. De aanvraag van de referent is op 6 juni 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de minister met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste datum voor een besluit 4 december 2024 was. Aangezien er geen besluit is genomen, is de termijn verstreken.
Referent heeft de minister op 16 december 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het indienen van beroep is aangevangen. Eiseres heeft haar beroep op 30 december 2024 ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep te vroeg is ingesteld, waardoor het kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.