ECLI:NL:RBDHA:2025:16347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
C/09/685580 / FA RK 25-3793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder en beëindiging van voogdij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2025 een beschikking gegeven inzake de meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder, die tevens het gezag over haar kind wenst te verkrijgen. Het verzoekschrift is op 21 mei 2025 ingediend door de moeder, die op dat moment zestien jaar oud was en de zorg voor haar kind, [minderjarige], op zich nam. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek en de zaak is op 28 augustus 2025 behandeld. De moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.F. van Duin, en de grootmoeder was ook aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De voogdes is telefonisch gehoord tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder voldoet aan de vereisten van artikel 1:253ha van het Burgerlijk Wetboek, aangezien zij de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en haar kind is geboren. De rechtbank heeft overwogen dat de moeder, met ondersteuning van haar netwerk, in staat is om voor haar kind te zorgen. De voogdes en de grootmoeder hebben bevestigd dat de moeder goed voor [minderjarige] zorgt. De rechtbank heeft geen bezwaren geconstateerd die de belangen van het kind in gevaar zouden kunnen brengen en heeft geoordeeld dat het in het belang van zowel de moeder als het kind wenselijk is dat de moeder meerderjarig wordt verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om belast te worden met het gezag over [minderjarige] toegewezen, wat betekent dat de voogdij eindigt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. A.M. Brakel, bijgestaan door griffier mr. P. Hillebrand, en is openbaar uitgesproken op 5 september 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3793
Zaaknummer: C/09/685580
Datum beschikking: 5 september 2025

Meerderjarigverklaring

Beschikking op het op 21 mei 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.F. van Duin te Ridderkerk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de overgrootmoeder] ,

de overgrootmoeder, tevens voogdes van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2022 te [geboorteplaats 1] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
als informant wordt aangemerkt:

[de grootmoeder] ,

de grootmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres buiten Nederland.

Procedure

De rechtbank heeft – voor zover van belang – kennis genomen van het verzoekschrift.
Op 28 augustus 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de grootmoeder en M. Holtus namens de Raad voor de Kinderbescherming. De voogdes is op de zitting telefonisch gehoord.

Feiten

  • De moeder is geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland] .
  • Uit de moeder is geboren: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1]
2022 te [geboorteplaats 1] .
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 27 januari 2024 is [de overgrootmoeder] , geboren op [geboortedatum 3] 1967 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ) benoemd tot voogdes over de minderjarige [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft bij de moeder.

Verzoek

Het verzoek – zoals dat nu luidt – strekt ertoe dat:
  • de moeder meerderjarig wordt verklaard;
  • de moeder belast wordt met het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2022 te [geboorteplaats 1] ,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en met compensatie van de proceskosten.

Beoordeling

Meerderjarigverklaring
Gelet op het bepaalde in artikel 1:253ha van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de minderjarige moeder die als degene die het gezag heeft, haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de rechtbank verzoeken haar meerderjarig te verklaren. Op het verzoek kan, zo volgt uit het derde lid van dit artikel, niet eerder worden beslist dan na de bevalling of, indien de minderjarige moeder op dat tijdstip nog geen zestien jaar is, nadat zij die leeftijd heeft bereikt. De rechtbank willigt het verzoek op grond van het vierde lid van dit artikel slechts in, indien hij dit in het belang van de minderjarige moeder en haar kind wenselijk oordeelt. Er is niet aan voornoemd criterium voldaan indien de minderjarige moeder niet in staat is om voor het kind te zorgen of daarbij in overwegende mate hulp nodig heeft van derden.
De moeder heeft de leeftijd van zestien jaar bereikt, zodat zij voldoet aan het in het eerste lid genoemde vereiste van artikel 1:253ha BW. Ook is [minderjarige] geboren, zodat zij ook voldoet aan het in het derde lid genoemde vereiste. De moeder kan daarom worden ontvangen in haar verzoek.
De moeder stelt het volgende ter onderbouwing van haar verzoek. De moeder woont samen met een vriendin. Sinds januari 2025 woont [minderjarige] bij hen. De moeder krijgt steun van de grootmoeder en de voogdes bij praktische zaken of wanneer zij oppas nodig heeft, maar zorgt zelfstandig voor [minderjarige] . De voogdes heeft op de zitting verklaard dat de moeder goed voor [minderjarige] zorgt en dat het goed met hen gaat. Dit wordt onderschreven door de grootmoeder.
Verder heeft de moeder aangevoerd dat zij meerderjarig verklaard wil worden zodat zij zich kan inschrijven in de basisregistratie personen, een pinpas kan aanvragen en kindgebonden budget en andere toeslagen kan aanvragen. De moeder gaat in september weer naar school zodat zij deze verklaring ook nodig heeft voor het aanvragen van studiefinanciering en het verkrijgen van een stagevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de moeder met hulp van haar netwerk haar verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Gebleken is dat de moeder sinds januari 2025 zelfstandig voor [minderjarige] zorgt en dat dit goed gaat, zoals door de grootmoeder en de voogdes is bevestigd. De hulpverlening van de moeder is in mei 2025 beëindigd en ook de Raad heeft op de zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek. De moeder heeft de wens om [minderjarige] te verzorgen en op te voeden als een ouder met gezag, waardoor zij de mogelijkheid krijgt om zelfstandig de noodzakelijke beslissingen over haar zoontje te kunnen nemen. De rechtbank is van oordeel dat geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van [minderjarige] bij toewijzing van het verzoek van de moeder zullen worden verwaarloosd en dat het in het belang van [minderjarige] en de moeder wenselijk is dat de moeder meerderjarig wordt verklaard. Gelet het voorgaande zal de rechtbank het verzoek toewijzen en de moeder met ingang van vandaag meerderjarig verklaren.
Gezag
De moeder verzoekt ook te bepalen dat zij wordt belast met het gezag over [minderjarige] . Uit artikel 1:253ha, vierde lid, BW volgt dat indien een ander is belast met het gezag over het kind van de minderjarige - in dit geval de voogdes - bij toewijzing van het verzoek de minderjarige tot meerderjarigverklaring met het gezag wordt belast. Aangezien het verzoek tot meerderjarigverklaring zal toewijzen, zal de rechtbank ook bepalen dat de moeder wordt belast met het gezag over [minderjarige] . Dit brengt met zich mee dat de voogdij op grond van artikel 1:281 BW eindigt.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart [de moeder] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland] , met ingang van vandaag meerderjarig;
belast [de moeder] met het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2022 te Den Haag;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2025.