ECLI:NL:RBDHA:2025:16353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
C/09/689481 / KG ZA 2025-767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie geëist van SOMO na beschuldigingen van medeplichtigheid aan genocide en oorlogsmisdaden door Nederlandse zakenmannen

In een kort geding vorderen drie Nederlandse zakenmannen rectificatie van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) na beschuldigingen van medeplichtigheid aan genocide en oorlogsmisdaden in Gaza. SOMO had in een artikel de eisers in verband gebracht met de levering van elektronische onderdelen aan Israëlische wapenfabrikanten, wat leidde tot ernstige beschuldigingen. De rechtbank oordeelt dat SOMO te ver is gegaan, omdat de beschuldigingen niet voldoende steun vinden in het feitenmateriaal. De eisers, vertegenwoordigd door advocaten, stellen dat de publicatie onrechtmatig is en hun persoonlijke levenssfeer schaadt. De rechtbank beveelt SOMO om binnen 48 uur een rectificatie te plaatsen op haar website en sociale media, en legt een dwangsom op voor het geval SOMO niet aan deze verplichting voldoet. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het publiceren van dergelijke beschuldigingen, vooral in een gevoelig maatschappelijk debat.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/689481/ KG ZA 25-767
Vonnis in kort geding van 2 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] te [woonplaats 1] ,

2. [eiser 2]te [woonplaats 2]
,
3. [eiser 3]te [woonplaats 3] ,
eisers,
advocaten mrs. H.A.J.M. van Kaam en M.T. Pijlman te Amsterdam,
tegen:
Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingente Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.S. van der Jagt te Amsterdam.
Eisers worden hierna ieder afzonderlijk aangeduid als ‘ [eiser 1] ’, ‘ [eiser 2] ’ en ‘ [eiser 3] ’ en gezamenlijk als eisers. Gedaagde wordt hierna aangeduid als ‘SOMO’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding 13 augustus 2025 met producties 1 tot en met 31;
- de door SOMO overgelegde conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 18;
- de nader door SOMO overgelegde producties 19 tot en met 23;
- de nader door eisers overgelegde productie 32;
- de op 21 augustus 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] dan wel de [bedrijfsnaam 1] ) is in 2011 opgericht door [eiser 2] . Onderdeel van de [bedrijfsnaam 1] is [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ).
2.2.
In 2015 is [eiser 1] , de zoon van [eiser 2] , toegetreden als CFO van [bedrijfsnaam 1] . In 2020 is hij benoemd tot CEO. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgt dat hij op 11 maart 2024 is uitgeschreven als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] .
2.3.
[eiser 2] was tot 25 maart 2022 geregistreerd als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] en was (aldus) ultimate beneficial owner (UBO) van [bedrijfsnaam 2] . Op 31 december 2022 is hij in de Kamer van Koophandel uitgeschreven als UBO van [bedrijfsnaam 2] .
2.4.
[bedrijfsnaam 3] Ltd. (hierna: [bedrijfsnaam 3] ) is een in India gevestigd bedrijf dat kabelbomen en andere elektromechanische componenten voor de civiele luchtvaartindustrie en defensie produceert en levert. [bedrijfsnaam 3] is leverancier van elektronische onderdelen aan (onder meer) Israëlische bedrijven.
2.5.
[bedrijfsnaam 2] is minderheidsaandeelhouder van [bedrijfsnaam 3] . [eiser 2] was om die reden in 2019 geregistreerd als
significant beneficial ownervan [bedrijfsnaam 3] .
2.6.
Op 31 maart 2024 hield [bedrijfsnaam 2] nog 45,24% van de aandelen in [bedrijfsnaam 3] .
2.7.
[eiser 1] en [eiser 3] maakten sinds 2017 respectievelijk 2018 als niet-uitvoerend bestuurders (hierna: non-executive directors) onderdeel uit van het bestuur van [bedrijfsnaam 3] . Zij zijn recent afgetreden.
2.8.
In de
financial statementsvan [bedrijfsnaam 3] in 2022 en 2023 is de persoonlijke holding van [eiser 3] vermeld als een
enterprise with significant influence in [bedrijfsnaam 2].
2.9.
SOMO is een Niet-Gouvernementele Organisatie (NGO) die wereldwijd onderzoek doet naar, onder meer, macht van multinationals en daarover publiceert. Volgens haar website heeft SOMO onder meer als doel hervorming van het economische systeem door het inperken van de macht van bedrijven en het vergroten van sociale rechtvaardigheid.
2.10.
SOMO richt zich ook het conflict in Gaza. In dit verband is SOMO met andere maatschappelijke organisaties een rechtszaak gestart tegen de Staat. SOMO heeft de Staat opgeroepen om actie te ondernemen tegen de betrokkenheid van bedrijven bij de schending van mensenrechten door Israël.
2.11.
SOMO heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar (onder meer) leveringen van onderdelen aan Israëlische wapenfabrikanten.
2.12.
Op 13 november 2024 heeft SOMO aan [bedrijfsnaam 3] , ter attentie van onder meer [eiser 1] en [eiser 3] , een brief gestuurd en haar bevindingen uiteengezet. In de brief is, onder meer, het volgende te lezen:
Relationship to and involvement with [bedrijfsnaam 3] , and related companies
We understand that Mr. [eiser 1] and Mr. [eiser 3] hold director positions at [bedrijfsnaam 3] , and that Mr. [eiser 1] is also a director at [bedrijfsnaam 3] International B.V., a subsidiary of [bedrijfsnaam 3] . Based on review trade date we also found that both Mr. [eiser 1] and Mr. [eiser 3] have been directly involved in shipments of electronical components from [bedrijfsnaam 3] to Israeli weapons manufacturers over the last year, alongside two other individuals, namely: [eiser 2] and a person by the name of [naam 1] . We reviewed twenty bills of lading belonging to shipments sent by [bedrijfsnaam 3] to Israeli companies between 20 March 2024 and 24 June 2024 and in each of these records, these four individuals were listed as contact persons for [bedrijfsnaam 3] . We moreover understand that the [bedrijfsnaam 1] Group, where [eiser 1] holds a CEO position, is a longstanding investor in [bedrijfsnaam 3] .
Legal implications
[bedrijfsnaam 3] has, over the past year, supplied significant quantities of electronical components to Israeli arms manufacturers with known ties to the Israeli military. The abovementioned shipments by [bedrijfsnaam 3] were sent at a time when the Israeli army had been repeatedly and credibly accused of violations of international law. These allegations of atrocities by the Israeli army were and are widely publicized. [bedrijfsnaam 3] cannot reasonably claim to be unaware of these allegations. The company therefore has the responsibility to assess the risk of their produce being used in violations of international law committed by the Israeli army, and if there is such a risk, to ensure that their products are not used in the commission of war crimes, and acts of genocide by the Israeli army.
In our view, this logical chain of events means that [bedrijfsnaam 3] has been knowingly sending material supplies to arms manufacturers whose final products are likely used in the commission of war crimes and acts of genocide by the Israeli army. We cannot see a scenario where the produce you supply to these Israeli arms companies do not contribute to violations under international law by the Israeli army. Therefore, we do not see how this supply chain can be maintained if there was an adequate due diligence process in place within [bedrijfsnaam 3] to identify and address risks of contributing to violations under international law by the Israeli army.
Review findings
We welcome any comments you may have on your due diligence processes, related steps taken to identify and address risks, and your findings regarding risks of your produce being used in violations under international law.
We plan to publicly communicate about our findings and are writing to ask for any comment, correction or response you may have.Any response received on or before 21 November 17:00 will be reflected appropriately in our communications.”
2.13.
[eiser 1] en [eiser 3] hebben niet gereageerd op deze brief.
2.14.
Op 2 mei 2025 heeft SOMO opnieuw een brief gestuurd naar [bedrijfsnaam 4] B.V., [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 5] CV, ter attentie van eisers. In de brief heeft SOMO opnieuw haar bevindingen uiteengezet, die voor zover hier van belang, als volgt luiden:
“(…) Based on the trade data we reviewed, covering the period January 2020 - April 2025, we find that;
- [bedrijfsnaam 3] has, since at least 2020, regularly supplied at least four Israel weapons and aerospace manufacturers that are known to supply armoured vehicles, drones, fighter jets and marine weapon systems to the Israeli military. (…)
Possible use of [bedrijfsnaam 3] components
Based on our research, the components supplied to the above four companies can be used in armoured vehicles, drones and fighter aircrafts that the Israeli army uses to attack civilians, civilian objects and other violations of international law during its ongoing military attack in the Gaza Strip. As noted, we understand that Mr. [eiser 1] and Mr. [eiser 3] hold director positions at [bedrijfsnaam 3] , and that Mr. [eiser 1] is also a director at [bedrijfsnaam 3] International B.V, a subsidiary of [bedrijfsnaam 3] .
Based on review trade date we also found that both Mr. [eiser 1] , Mr. [eiser 2] and Mr. [eiser 3] have been directly involved in shipments of electronical components from [bedrijfsnaam 3] Limited to Israeli weapons manufacturers since 2023. We reviewed dozens of bills of lading belonging to shipments sent by [bedrijfsnaam 3] to Israeli companies between since October 2023 and in each of these records, these four individuals were listed (amongst other individuals) as contact persons for [bedrijfsnaam 3] .
(…)
In our view, this logical chain of events means that [bedrijfsnaam 3] Limited has been knowingly sending material supplies to arms manufacturers whose final products are likely used in the commission of war crimes and acts of genocide by the Israeli army in the Gaza Strip, as well as maintaining the unlawful occupation in the Occupied Palestinian Territory as a whole.
(…)
Questions
1. What due diligence process have you applied to Israeli customers? Can you share the steps taken to Identify and address risks and your findings regarding risks of your produce being used in violations under international law by the Israeli army? 2. What steps, if any, have you taken after receiving SOMO's letter in November 2024, to ascertain that [bedrijfsnaam 3] components supplied to the four Israeli arms manufacturers are not used in the commission of violations of international law by the Israeli army?
3. Has the Dutch government ever warned any of you about the risks of your produce being used in violations under international law and the possible implications?
4. What is the role of [bedrijfsnaam 4] BV vis-à-vis [bedrijfsnaam 3] , including in relation to [bedrijfsnaam 3] ' supply chain to buyers in Israel?
Review findings
We welcome any comments and answers you may have.Any response received on or before 9 May 17:00 CET will be reflected appropriately in our communications.”
2.15.
Eisers hebben ook op deze brief niet gereageerd.
2.16.
Op 14 mei 2025 heeft SOMO aan Globalwits, een Chinese dataleverancier, het volgende gemaild:
“Right now, I have written this in relation to the customs declaration I attached to the previous message
A review of [bedrijfsnaam 3] ' customs records showed that [bedrijfsnaam 3] listed three Dutch businessmen - [eiser 1] , [eiser 2] , and [eiser 3] - among others as points of contact on their customs declarations for their Israeli exports, complete with personal contact details. Being a point of contact for a shipment means that customs authorities can reach out to you for additional details or clarifications relating to the shipment Is this accurate, in your view?”
2.17.
Globalwits reageerde daar als volgt op:
“Yes, your understanding is correct. I consulted the data technician at our headquarters. He responded that these are foreign shareholders or executives of Indian exporters. The contact details in India's import and export data are those of company executives.”
2.18.
Op 22 mei 2025 heeft SOMO op haar (Nederlandstalige) website een artikel gepubliceerd met als titel: ‘
[artikel 1]Nederlandse zakenmannen sturen elektronische onderdelen naar Israëlische wapenfabrikanten’ (hierna ook: het artikel). In het artikel is, voor zover hier van belang, het volgende te lezen:

Samenvatting
Nieuw onderzoek van SOMO onthult de rol van drie Nederlandse zakenmannen, [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , via hun in India gevestigde elektrotechnisch bedrijf [bedrijfsnaam 3] , bij het leveren van belangrijke elektronische componenten aan vier grote Israëlische wapenfabrikanten, wiens wapens worden gebruikt bij de Israëlische leger in genocide en oorlogsmisdaden in Gaza. Het onderzoek is gebaseerd op honderden pagina’s douaneaangiften en bedrijfsdocumenten uit India en Nederland.
(…)
Op basis van honderden pagina’s exportgegevens en openbare bedrijfsdocumenten uit India en Nederland onthult dit artikel hoe drie Nederlandse zakenlieden, [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , een sleutelrol spelen in de levering van elektronische onderdelen aan deze vier wapenfabrikanten. Opererend onder een in India gevestigd elektrotechnisch bedrijf, [bedrijfsnaam 3] ( [bedrijfsnaam 3] ), leveren zij componenten die van vitaal belang zijn voor het functioneren van militaire vliegtuigen en voertuigen.
Tekenen voor dodelijke lading
SOMO ontdekte de banden tussen de Nederlandse zakenmannen en de Israëlische wapenindustrie in de zomer van 2024 tijdens een onderzoek naar de Israëlische toeleveringsketens van wapens. In dit onderzoek kwam [bedrijfsnaam 3] – gevestigd in de stad Bangalore in India – naar voren als een vaste leverancier van elektronische componenten aan Israëls grootste wapenbedrijven.
(…)
Uit een controle van de exportgegevens van [bedrijfsnaam 3] bleek dat [bedrijfsnaam 3] onder andere de drie Nederlandse zakenmannen als contactpersonen vermeldde op hun douaneaangiften voor hun Israëlische export, compleet met persoonlijke contactgegevens. Douaneautoriteiten kunnen zo’n contactpersoon benaderen voor aanvullende informatie over een zending.
SOMO onderzocht de bedrijfsstructuur en geschiedenis van [bedrijfsnaam 3] om uit te zoeken waarom deze drie Nederlandse zakenmannen in een positie zouden zijn om vragen te beantwoorden over vracht die van India naar Israël wordt gestuurd, en ontdekte dat de drie mannen directeuren en mede-eigenaren van [bedrijfsnaam 3] zijn.
(…)
De inkomsten van [bedrijfsnaam 3] in 2023 en 2024 zijn niet openbaar, maar een video op de website van het bedrijf suggereert een spectaculaire groei van de activiteiten in de afgelopen tien jaar, van één miljoen dollar aan inkomsten in 2010 tot meer dan 100 miljoen dollar in 2023. De drie Nederlandse zakenmannen bij [bedrijfsnaam 3] – [eiser 3] , [eiser 2] en zijn zoon [eiser 1] – hebben in deze periode een essentiële rol gespeeld in de activiteiten van [bedrijfsnaam 3] .
De mannen lijken hun invloedrijke rollen bij [bedrijfsnaam 3] te hebben gekregen via de [bedrijfsnaam 1] ( [bedrijfsnaam 1] ), een in Brabant gevestigd technologiegericht investeringsbedrijf dat is opgericht en wordt geleid door de familie [naam 4] . De betrokkenheid van [eiser 2] gaat minstens terug tot 2011, toen [bedrijfsnaam 1] , destijds geleid door hem als CEO, voor het eerst investeerde in [bedrijfsnaam 3] . Vandaag de dag bezit [bedrijfsnaam 1] 45 procent van de aandelen van [bedrijfsnaam 3] en de huidige CEO, [eiser 1] , is directeur van [bedrijfsnaam 3] en haar Nederlandse dochteronderneming, [bedrijfsnaam 4] BV, een Nederlandse holding. [bedrijfsnaam 1] maakt geen geheim van zijn zakelijke relaties met Israëlische wapen- en luchtvaartbedrijven en vermeldt op zijn website dat Israël een van de grootste – en, zoals wij hebben aangetoond, de grootste – exportmarkten is voor [bedrijfsnaam 3] - producten.
[eiser 3] ’s geschiedenis met [bedrijfsnaam 3] lijkt recenter te zijn. (…) Uit bedrijfsgegevens van [bedrijfsnaam 3] in India blijkt dat [eiser 3] geen directe aandelen in [bedrijfsnaam 3] heeft (per maart 2023), maar wel “aanzienlijke invloed” heeft in de [bedrijfsnaam 1] -entiteit die 45 procent van de [bedrijfsnaam 3] -aandelen bezit.
(…)
Om medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden of genocide door Israël vast te stellen, moeten volgens de Nederlandse wet in dit geval verschillende feiten worden bewezen, namelijk dat:
De door [bedrijfsnaam 3] geleverde onderdelen zijn/worden gebruikt om de misdaden te plegen;
De materiële bijdrage van de Nederlandse zakenmannen aan die misdaden van Israël, door de levering van onderdelen aan de wapenfabrikanten, een “aantoonbare bijdrage” leverde aan het gepleegde misdrijf; en
De zakenmannen handelden met de vereiste mate van kennis of opzet.
Het is vrijwel onmogelijk, behalve wellicht voor het Openbaar Ministerie, om bewijs te verzamelen dat de door [bedrijfsnaam 3] geleverde componenten daadwerkelijk zijn gebruikt in vliegtuigen en drones die aanvallen uitvoeren op Gaza en de Westelijke Jordaanoever – en dat de Nederlandse directeuren via de levering van componenten aan wapenfabrikanten een aantoonbare bijdrage hebben geleverd aan de gepleegde misdrijven. “Dit is natuurlijk allemaal een kwestie van bewijs, maar wat de wet betreft passen de feiten over de toeleveringsketen van [bedrijfsnaam 3] theoretisch vrij goed in het Nederlandse juridische kader voor medeplichtigheid,” zegt Dr. [naam 2] , universitair hoofddocent Internationaal Strafrecht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Wat betreft de vereiste opzet of kennis onder de Nederlandse wet, legt Dr. [naam 2] uit: “Er zou bewezen moeten worden dat de genoemde Nederlandse zakenmannen zich bewust waren van de mogelijkheid dat hun materiële hulp gebruikt zou worden voor het plegen van genocide of oorlogsmisdaden en dat ze dat risico aanvaardden”. Hij stelt dat “dat niet uitzonderlijk moeilijk is om vast te stellen, gezien de wijdverspreide en gezaghebbende rapporten die we het afgelopen anderhalf jaar hebben ontvangen over het mogelijk plegen van oorlogsmisdaden en genocide in Gaza”.
[eiser 3] en [eisers 1 en 2] kunnen niet beweren dat ze niet op de hoogte waren van de risico’s. Naast geloofwaardige rapporten over Israëls misdaden in Gaza, heeft SOMO hen sinds november 2024 twee keer per brief gewaarschuwd. In deze brieven presenteerde SOMO haar bevindingen, benadrukte de risico’s en vroeg of de Nederlandse overheid hen ooit had gewaarschuwd voor de risico’s van het gebruik van hun producten bij schendingen van het internationaal recht en de mogelijke implicaties daarvan. SOMO ontving geen reactie op deze brieven.”
2.19.
SOMO heeft het artikel ook in het Engels gepubliceerd op haar website. Verder heeft zij op zowel haar LinkedIn-account als op haar Instagram en Bluesky accounts een Engelstalig bericht geplaatst over het artikel en daar in een link naar verwezen. De titel van het bericht luidt: “Three Dutch businessmen are possibly complicit in Israel’s genocide and war crimes in Gaza”.
2.20.
Een van de onderzoekers van SOMO en medeauteur van het artikel, [naam 3] , heeft via haar persoonlijke LinkedIn onder verwijzing naar het artikel een bericht geplaatst met als titel “ [artikel 2] ”.
2.21.
Op 22 mei 2025 hebben ook BNNVARA en het Brabants Dagblad een artikel gepubliceerd over het door SOMO uitgevoerde onderzoek en de betrokkenheid van eisers bij levering van onderdelen aan Israëlische wapenproducenten.
2.22.
Verder zijn op 22 en 26 mei 2025 Kamervragen gesteld over (onder meer) leveringen van [bedrijfsnaam 3] aan Israëlische wapenfabrikanten en de betrokkenheid van drie Nederlandse zakenmannen hierbij.
2.23.
Bij e-mailbericht van 23 mei 2025 heeft de (toenmalige) advocaat van eisers SOMO verzocht en gesommeerd om de namen van eisers uit het artikel te verwijderen en namens [bedrijfsnaam 1] een reactie te plaatsen boven bij het artikel. In de brief staat onder meer het volgende:
“Met afschuw en verbazing hebben cliënten kennis genomen van het artikel van 22 mei 2025 op de website van somo.nl getiteld " [artikel 1] , Nederlandse zakenmannen sturen elektronische onderdelen naar Israëlische wapenfabrikanten". In het artikel worden de [eisers 1 en 2] en [eiser 3] met naam en toenaam beschuldigd van het willens en wetens bijdragen aan genocide en oorlogsmisdaden in Gaza. Dat betreffen zware aantijgingen en het behoeft geen nadere toelichting dat dergelijke beschuldigingen niet lichtvaardig mogen worden geuit. Het is bovendien bezijden de waarheid. Dat het Indiase bedrijf [bedrijfsnaam 3] elektronische componenten zou leveren aan de wapenindustrie en/of het Israëlische leger, rechtvaardigt niet de conclusie dat drie Nederlandse personen zich actief schuldig zouden maken aan "internationale misdaden". Dat uw platform morele vraagtekens zet bij het leveren van onderdelen aan Israël is haar goed recht, het gaat echter te ver om hier ook strafrechtelijke beschuldigingen aan te koppelen.
Er bestaat geen enkele rechtvaardiging voor het noemen van cliënten bij naam. U brengt cliënten daarmee aantoonbaar in gevaar. Cliënten maken dan ook nadrukkelijk bezwaar tegen deze wijze van journalistiek en houden u en uw platform verantwoordelijk voor de schade die zij hierdoor lijden. Cliënten hopen ook dat u beseft dat u met uw berichtgeving tevens de gezinnen van de [eisers 1 en 2] en [eiser 3] ernstig in gevaar brengt.”
2.24.
Op 26 mei 2025 heeft SOMO aan het artikel een statement namens [bedrijfsnaam 1] toegevoegd die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“(…) [bedrijfsnaam 1] houdt de huidige, snel schuivende geopolitieke verhoudingen nauwlettend in de gaten. Vooral de situatie in Israël wordt als zorgelijk ervaren, zodanig dat reeds ruim een jaar geleden door [bedrijfsnaam 1] is besloten haar minderheidsbelang in [bedrijfsnaam 3] af te bouwen. Hoewel op dit moment geen officiële sancties gelden tegen Israël, is [bedrijfsnaam 1] zich terdege bewust dat de situatie in Israël en Gaza stuit op meer dan alleen juridische bezwaren om leveringen aan partijen in Israël te blijven doen. De overwegend ethische bezwaren gelden voor [bedrijfsnaam 1] als minstens zo zwaarwegend.
[bedrijfsnaam 1] benadrukt dat zij zich te allen tijde houdt aan de wet- en regelgeving en op dit moment niet in strijd handelt met internationale sancties”.
2.25.
Bij brief van 13 juni 2025 is SOMO door de (huidige) advocaat van eisers opnieuw gesommeerd om de namen van eisers uit het artikel te verwijderen.
2.26.
Op 18 juni 2025 heeft SOMO het artikel gewijzigd in die zin dat de namen van eisers zijn aangepast naar Mr. X, Mr. Y. en Mr. Z. Daarnaast heeft SOMO de term
douaneaangiftengewijzigd in
douane-informatie. Ook heeft zij in het artikel vermeld dat zij die douane-informatie heeft gekregen van de wereldwijde handelsdatabase Globalwits.
2.27.
Nadien heeft wederom e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen SOMO en de advocaat van eisers. Dat heeft ertoe geleid dat SOMO in juni 2025 onder meer nog de volgende wijzigingen heeft aangebracht in het artikel:
“Nederlandse zakenmannen
sturenbetrokken bij elektronische onderdelen naar
IsraëlIsraelische wapenfabrikanten.”
“De drie Nederlandse zakenmannen bij [bedrijfsnaam 3] – meneer X, meneer Y, en meneer Z – hebben in deze periode een
essentiëlebelangrijke rol gespeeld
in de activiteiten van[bedrijfsnaam 3] .”
“De betrokkenheid van meneer Y gaat minstens terug tot 2011, toen [bedrijfsnaam 1] ,
destijds geleid door hem als CEOwaar hij een hoge managementfunctie bekleedde, voor het eerst investeerde in [bedrijfsnaam 3] .”
“Om medeplichtigheid van individuele zakenlieden aan oorlogsmisdaden of genocide door
Israël vast te stellen, moeten volgens
de Nederlandse wet in dit gevalhet internationaal strafrecht verschillende feiten worden bewezen, namelijk dat:
(…)
De materiële
bijdragesteun van de
Nederlandse zakenmannenindividuele zakenlieden aan
diede internationale misdaden van Israël,
doorvia de levering van onderdelen aan de wapenfabrikanten, een “
aantoonbare bijdrage” leverde aansubstantieel effect” had op het
gepleegde misdrijfplegen van de genoemde misdaden; en
De
zakenmannenzakenlieden handelden met de
vereiste mate vankennis
of opzetvan de aanzienlijke waarschijnlijkheid dat de onderdelen gebruikt worden bij deze misdaden.”

Meneer X, meneer Y, en meneer Z.Het is moeilijk om een scenario voor te stellen waarin
individuele zakenlieden op hoog niveau binnen [bedrijfsnaam 3] geloofwaardig kunnen
nietbeweren dat ze niet op de hoogte waren van de risico’s.”
2.28.
SOMO heeft op 30 juni 2025 nog de volgende passage toegevoegd aan het artikel:
“Als onderdeel van een lopende civiele rechtszaak tegen de Nederlandse staat, aangespannen door SOMO en negen andere organisaties over het nalaten van de staat om op te treden om genocide in Gaza te voorkomen, deelde SOMO met de staat bewijsmateriaal over de rol van de Nederlandse [bedrijfsnaam 3] zakenmannen in het leveren aan de Israëlische wapenfabrikanten.”
2.29.
Na de aanvraag van dit kort geding heeft SOMO op 5 augustus 2025 ook haar berichten op LinkedIn, Instagram en Bluesky aangepast.
3. Het geschil
3.1.
Eisers vorderen – zakelijk weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. SOMO te bevelen binnen 24 uur na dit vonnis:
a. een rectificatie met de volgende tekst te plaatsen:

RECTIFICATIE
In ons artikel genaamd " [artikel 1] " op onze website hebben wij drie met naam genoemde Nederlandse zakenmannen verbonden aan de onderneming [bedrijfsnaam 1] ten onrechte beschuldigd van persoonlijke betrokkenheid bij de levering van elektronische onderdelen aan vier Israëlische wapenfabrikanten, op basis waarvan wij hen hebben beschuldigd van medeplichtigheid aan genocide en oorlogsmisdrijven.
De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van [##] geoordeeld dat deze uitlatingen geen steun vinden in het feitenmateriaal en jegens eisers onrechtmatig zijn en heeft SOMO bevolen om deze rectificatie te plaatsen, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)”

RECTIFICATION
In our article entitled ‘ [artikel 1] ’ on our website, we wrongly accused three named Dutch businessmen associated with the company [bedrijfsnaam 1] of being personally involved in the supply of electronic components to four Israeli arms manufacturers, on the basis of which we accused them of complicity in genocide and war crimes,
In its judgment of [##], the District Court of The Hague ruled that these statements were not supported by the facts and were unlawful towards the plaintiffs, and ordered SOMO to publish this correction.
Centre for Research on Multinational Corporations (SOMO)”
op de Nederlandstalige homepage van SOMO (https://www.somo.nl/nl/) in het Nederlands en op de Engelstalige homepage van SOMO in het Engels (https://www.somo.nl/), voor de duur van drie maanden, te plaatsen bovenaan de homepage zodat de tekst direct leesbaar is, in dezelfde opmaak als de overige tekst op de homepage, duidelijk omkaderd door middel van een zwarte banner met witte letters en zonder enig overig commentaar in schrift en/of beeld;
de onder a weergegeven rectificatietekst ook te plaatsen in het Nederlands bij het Nederlandstalige artikel (https://www.somo.nl/nl/kortsluiting-in-het-internationaal-recht/) en in het Engels bij het Engelstalige artikel (https://www.somo.nl/short-circuiting-international-law/), bovenaan het artikel, duidelijk omkaderd door middel van een zwarte banner met witte letters, in verder dezelfde opmaak en zonder enig commentaar in schrift en/of beeld, eveneens voor de duur van drie maanden;
de onder a weergegeven rectificatietekst ook te plaatsen op de overige (social media)kanalen waar SOMO een verwijzing heeft opgenomen naar het artikel, zoals Instagram, Bluesky en LinkedIn, door plaatsing van de tekst in dezelfde taal als het originele bericht, bovenaan de originele tekst van het bericht, in dezelfde opmaak en duidelijk afgebakend, zonder enig overig commentaar in schrift en/of beeld, voor dezelfde duur als dat het originele bericht online staat;
de onder a weergegeven rectificatietekst als apart bericht op deze (social media)kanalen te plaatsen. Voor wat betreft Instagram als nieuw bericht op het profiel van SOMO, bestaande uit een zwarte afbeelding met daarin in wit de tekst “
RECTIFICATION” en vergezeld van een tekstbericht daaronder met de rectificatietekst in het Engels, en vervolgens dit bericht ‘vast te pinnen’ op haar tijdlijn. Voor wat betreft LinkedIn en Bluesky als nieuw bericht op het profiel van gedaagde, bestaande uit een zwarte afbeelding met daarin in wit de tekst “
RECTIFICATION” en vergezeld van een tekstbericht daarbij met de rectificatietekst in het Engels, voor de duur van drie maanden;
althans een zodanige rectificatietekst op een wijze te publiceren zoals de voorzieningenrechter juist en passend acht;
II. te bepalen dat SOMO een dwangsom verbeurt van € 25.000 indien zij niet tijdig aan (een van) voorgaande bevelen voldoet, met een verhoging van € 25.000 voor ieder dagdeel dat SOMO niet aan voorgaande bevelen voldoet, met een maximum van € 1.000.000;
III. SOMO te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voeren eisers – samengevat – het volgende aan. De publicatie van het artikel is onrechtmatig jegens eisers. SOMO heeft op basis van onjuiste en onverifieerbare bronnen zeer ernstige persoonlijke beschuldigingen van medeplichtigheid aan genocide en oorlogsmisdaden in Gaza geuit, onder vermelding van de volledige namen van eisers. SOMO heeft de voor strafrechtelijke beschuldigingen vereiste terughoudendheid niet in acht genomen. Eisers bestrijden dat zij persoonlijk betrokken zijn bij de levering van elektronische onderdelen aan vier Israëlische wapenfabrikanten. De verstrekkende beschuldigingen van SOMO vinden geen steun in de feiten. Eisers vervullen ook niet de rollen die SOMO aan hen toeschrijft. De publicatie van het artikel maakt een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eisers. De veiligheid van eisers is in het geding, mede gezien het huidige verhitte en gepolariseerde debat. Online zijn veel haatberichten en dreigingen geuit. Ondanks dat SOMO het artikel inmiddels heeft aangepast, hebben eisers een spoedeisend belang bij een rectificatie door SOMO. De beschuldigingen in het oorspronkelijke artikel worden niet zomaar uit de geheugens gewist en de schadelijke gevolgen van het artikel zijn groot. Daarbij is voor geen enkele lezer van SOMO direct zichtbaar dat aanpassingen in het artikel hebben plaatsgevonden. Het publiceren van een rectificatie is daarom op zijn plaats. Het belang van eisers om te worden beschermd in hun persoonlijke levenssfeer en eer en goede naam, weegt in dit geval zwaarder dan het recht van SOMO op uitingsvrijheid.
3.3.
SOMO voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter moet beoordelen of SOMO gehouden is bij wege van voorziening in kort geding een rectificatie van (de inhoud van) het artikel te plaatsen op haar website en op social media kanalen.
Spoedeisend belang
4.2.
SOMO betwist het spoedeisend belang van eisers bij hun vorderingen. Zij voert hiervoor aan dat SOMO het artikel al heeft aangepast en de namen van eisers (onverplicht) heeft verwijderd, zodat niet valt in te zien hoe de veiligheid van eisers nog in gevaar kan komen. De voorzieningenrechter oordeelt anders: eisers hebben voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen. Het doorvoeren van wijzigingen in het artikel en de verwijdering van de namen van eisers, betekent niet zonder meer dat eisers geen belang kunnen hebben bij een rectificatie op korte termijn als eisers onverminderd nadeel (kunnen) ondervinden van het artikel. Hoewel SOMO er terecht op wijst dat eisers in dit geding slechts marginaal en in algemene bewoordingen zijn ingegaan op de bedreigingen voor hun veiligheid is voldoende aannemelijk dat de voortdurende situatie in Gaza, die ook in Nederland veel emoties oproept, teweegbrengt dat het artikel – ondanks latere aanpassingen – nog serieuze invloed kan hebben op de persoonlijke levenssfeer van eisers.
Toetsingskader
4.3.
In dit geschil staat de botsing van twee rechten centraal: het recht op de vrijheid van meningsuiting van SOMO en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eisers. Het recht op vrijheid van meningsuiting wordt beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daaronder valt ook het belang van SOMO om zich in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Artikel 8 EVRM beschermt het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Meer specifiek gaat het hier om het belang van eisers bij bescherming van hun eer en goede naam en hun veiligheid door niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan verdachtmakingen en dat hun privacy niet onnodig wordt geschonden. Het antwoord op de vraag aan welke van beide fundamentele rechten in het concrete geval meer gewicht toekomt, moet worden gevonden door een afweging van de omstandigheden van het geval.
4.4.
In jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad zijn omstandigheden genoemd die relevant (kunnen) zijn bij deze afweging. Die omstandigheden zijn niet limitatief opgesomd en wegen ook niet alle even zwaar. De voorzieningenrechter acht in dit geval de volgende omstandigheden in het bijzonder van belang: de mate waarin de uitlatingen in het artikel steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor eisers, de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen en de omvang van het publiek dat met de publicatie van het artikel wordt bereikt.
4.5.
Bij de weging van de zojuist genoemde omstandigheden speelt een rol of de publicatie van het artikel bijdraagt aan een debat over zaken van publiek belang. De pers heeft een belangrijke maatschappelijke functie, met name als publieke waakhond die zaken blootlegt, en kan voorzien in het recht van het publiek om (kritische) informatie te ontvangen. De pers geniet dan ook een behoorlijke mate van bescherming tegen privaatrechtelijke sancties. Er moeten zwaarwegende redenen zijn om de uitingsvrijheid van de pers te beperken. De keerzijde van die bescherming is dat journalistieke zorgvuldigheid in acht moet worden genomen, wat inhoudt dat berichtgeving accuraat en betrouwbaar moet zijn, in het bijzonder wanneer beschuldigingen worden geuit. In dat laatste geval geldt temeer dat gangbare journalistieke ethische normen in acht worden genomen. Het EHRM heeft geoordeeld dat organisaties die niet zonder meer tot ‘de pers’ kunnen worden gerekend, maar door hun bijdrage aan het publieke debat een vergelijkbare rol vervullen, ook kunnen worden gezien als publieke waakhonden (
social watchdogs) en dus voor de zojuist genoemde bescherming in aanmerking komen onder dezelfde voorwaarden als die gelden voor de pers. [1]
Bijdrage aan zaken van publiek belang?
4.6.
Het onderwerp dat SOMO met het artikel onder de aandacht brengt is de betrokkenheid bij leveringen van onderdelen door [bedrijfsnaam 3] aan Israëlische wapenfabrikanten, wier ‘wapens worden gebruikt bij [het] Israëlische leger in genocide en oorlogsmisdaden in Gaza’. Met haar onderzoek en de daaruit voortkomende publicaties over een actueel onderwerp van groot maatschappelijk belang, dat dagelijks volop aandacht krijgt van het publiek en de politiek, in en buiten Nederland, vervult SOMO een belangrijke rol in het publieke debat. SOMO dient dan ook, zeker voor het artikel in kwestie, te worden gezien als een publieke waakhond, die bijzondere bescherming geniet. Een en ander betekent dat er zwaarwegende gronden moeten zijn om de vrijheid van meningsuiting van SOMO in te perken.
Voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal?
4.7.
Eisers verwijten SOMO dat de beschuldigingen van SOMO van (mogelijke) medeplichtigheid aan genocide en oorlogsmisdaden geen steun vinden in de feiten, omdat zij niet (persoonlijk) betrokken zijn bij de operationele activiteiten van [bedrijfsnaam 3] , terwijl [eiser 2] bovendien in het geheel geen relevante betrokkenheid (meer) heeft bij [bedrijfsnaam 3] . Eisers betwisten met klem persoonlijk nauw betrokken te zijn (geweest) bij leveringen van [bedrijfsnaam 3] aan Israëlische bedrijven en bij handelingen die als medeplichtigheid bij genocide zouden kunnen worden bestempeld. SOMO schreef in het artikel dat zij haar bevindingen onder meer baseerde op door haar bestudeerde douaneaangiften en bedrijfsdocumenten uit India en Nederland. In het artikel is vermeld dat op douaneaangiften van leveringen van [bedrijfsnaam 3] aan Israëlische bedrijven (onder meer) de contactgegevens van eisers zijn vermeld, en wordt geschreven of gesuggereerd dat eisers om die reden als contactpersonen kunnen worden benaderd voor nadere informatie rondom dergelijke leveringen. Na de publicatie van het artikel is gebleken dat de documenten die SOMO douaneaangiften noemde, door de Chinese dataleverancier Globalwits samengestelde informatie betrof. Dat eisers (met nog negen anderen) als contactpersonen stonden vermeld op douaneaangiften van leveringen van [bedrijfsnaam 3] aan Israëlische bedrijven, bleek niet juist te zijn. SOMO voert aan dat zij geen aanleiding had om aan de juistheid van de informatie te twijfelen, (ook) omdat zij voorafgaand aan de publicatie van het artikel aan Globalwits, van wie zij de informatie had gekregen, heeft gevraagd of zij de informatie goed heeft geïnterpreteerd en Globalwits dit heeft bevestigd (2.16 en 2.17).
4.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat SOMO de vergaande suggestie over de persoonlijke betrokkenheid van eisers bij de leveringen niet op de wijze waarop zij dat in het artikel heeft gedaan, naar buiten heeft mogen brengen. Uit de door eisers overgelegde producties volgt dat de documenten waar SOMO zich op baseerde geen douaneaangiften waren, maar door Globalwits geproduceerde overzichten met ‘trade details’. Ook is gebleken dat in de informatie de naam van de vader van [eiser 3] onder ‘Contact2’ werd vermeld, terwijl hij al vele jaren geleden is overleden. SOMO had door een simpele zoekopdracht kunnen achterhalen dat de vader van [eiser 3] al lang niet meer leeft en dus ook geen contactpersoon kan zijn voor actuele leveringen. Ook had SOMO eenvoudig kunnen achterhalen dat [eiser 2] , die met pensioen is sinds 2022, geen relevante betrokkenheid meer had bij [bedrijfsnaam 2] en daarmee ook niet bij [bedrijfsnaam 3] , omdat hij in maart 2022 is uitgeschreven als bestuurder en in december 2022 als UBO.
4.9.
SOMO had, als zij deze vrij eenvoudig te achterhalen data had gecontroleerd, kunnen weten dat de informatie van Globalwits niet accuraat was en had in het oorspronkelijke artikel terughoudendheid moeten betrachten met het toeschrijven van een ‘sleutelrol’ aan eisers in de leveringen van elektronische onderdelen aan Israëlische wapenfabrikanten die het Israëlische leger bevoorraden en bij het noemen van eisers als contactpersonen bij die leveringen. Voor een
persoonlijkebetrokkenheid van eisers bij de leveringen en het toedichten van een ‘sleutelrol’ daarbij, bestaat onvoldoende steun in de feiten. Dat eisers in 2023-2024 een ‘essentiële rol’ hebben gespeeld in de activiteiten bij [bedrijfsnaam 3] , zoals SOMO schreef, blijkt ook onvoldoende uit het feitenmateriaal. Zoals gezegd was [eiser 2] toen al uit beeld. [eiser 1] en [eiser 3] waren non-executive directors bij [bedrijfsnaam 3] . SOMO kan worden toegegeven dat non-executive directors (te vergelijken de niet-uitvoerend bestuurders in een one tier board in Nederland) doorgaans geacht kunnen worden wel in zekere mate op de hoogte te zijn van de operationele activiteiten vanwege hun toezichthoudende taak en de advisering over beleid, strategie en governance, maar dat kan niet zonder meer tot de conclusie voeren dat [eiser 1] en [eiser 3] geacht moeten worden ook persoonlijk nauw betrokken te zijn bij de gewraakte leveringen door [bedrijfsnaam 3] .
4.10.
SOMO brengt naar voren dat zij eisers voldoende ruimte heeft geboden voor wederhoor door brieven te sturen waarin zij expliciet heeft vermeld dat eisers als contactpersonen staan genoemd op douaneformulieren en heeft aangekondigd dat zij voornemens was om haar bevindingen te publiceren (zie 2.12 en 2.14). Eisers hebben in dit verband aangevoerd dat zij SOMO niet kenden en dat zij de inhoud en toonzetting van de brieven niet als uitnodigend hebben ervaren om te reageren, terwijl zij niet hoefden te verwachten dat zij door SOMO met naam en toenaam zouden worden genoemd en in een publicatie zouden worden afgeschilderd als mogelijke medeplichtigen aan genocide. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het, achteraf beschouwd, misschien ongelukkig dat eisers niet op de brieven van SOMO hebben gereageerd, omdat met een reactie mogelijk onjuistheden in de berichtgeving door SOMO waren voorkomen. Maar dit ontslaat SOMO niet van haar verplichting deugdelijk onderzoek te doen en voor betrouwbare berichtgeving te zorgen. Dat had in dit geval beter gekund en gemoeten.
De aard van de gepubliceerde uitlatingen en de te verwachten gevolgen, de ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen en het publiek dat wordt bereikt
4.11.
Aangenomen kan worden dat het artikel een breed publiek heeft bereikt. Het artikel is gepubliceerd op de website van SOMO en ook op verschillende social media kanalen van SOMO. Over het artikel zijn zelfs Kamervragen gesteld. Daarnaast heeft SOMO in het kader van de rechtszaak tegen de Staat ‘bewijsmateriaal’ over de rol van eisers gedeeld met de Staat.
4.12.
Eisers zijn in het artikel rechtstreeks in verband gebracht met genocide. SOMO voert aan dat zij in haar publicatie slechts de vraag heeft opgeworpen of in dit geval van medeplichtigheid sprake is; zij heeft daartoe een strafrechtgeleerde (dr. [naam 2] ) aan het woord gelaten. Dr. [naam 2] heeft kennelijk tegenover SOMO verklaard dat het ‘niet uitzonderlijk moeilijk is om vast te stellen dat de genoemde Nederlandse zakenmannen’ (eisers dus), ‘zich bewust waren van de mogelijkheid dat hun materiële hulp gebruikt zou worden voor het plegen van genocide of oorlogsmisdaden en dat ze dat risico aanvaardden.’ Daarbij baseerde dr. [naam 2] zich klaarblijkelijk op de door SOMO aangedragen feiten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter verliest SOMO uit het oog dat zij na dr. [naam 2] in het artikel aan het woord te hebben gelaten heeft geschreven dat eisers niet kunnen beweren dat ze niet op de hoogte waren van de risico’s. Daarmee heeft SOMO een deskundige visie verweven met haar eigen observaties over het handelen van eisers. Aldus kan SOMO niet volhouden dat de geuite ernstige verdachtmaking louter volgt uit de visie van de benaderde strafrechtgeleerde. Daarbij moet overigens worden bedacht dat zelfs als daarvan sprake is – louter het vermelden van een opinie van een deskundige over het handelen van derden – de aard van de daaruit voortkomende verdenking tot terughoudendheid kan nopen bij het opnemen van die opinie in een publicatie als dit artikel.
4.13.
SOMO had erop bedacht moeten zijn dat bij lezers van het artikel het beeld ontstaat dat eisers de spil zijn geweest van de leveringen van onderdelen aan Israëlische wapenfabrikanten en aldus willens en wetens hebben bijgedragen aan het mogelijk maken van genocide en oorlogsmisdaden in Gaza. De opzet van het artikel draagt stellig aan dit beeld bij: het artikel begint met de beschrijving van een gruwelijke aanval van Israël in Gaza en sluit af met eerdere veroordelingen van Nederlanders voor hun bijdragen aan het plegen van zeer ernstige internationale misdaden, waarmee ten minste wordt gesuggereerd dat eisers in dat rijtje thuishoren. Ook de kopjes ‘Tekenen voor dodelijke lading’ en ‘ [bedrijfsnaam 3] : Israëlische aanvallen op Gaza als zakelijke kans’ dragen bij aan dat beeld. De ruimte die SOMO in het artikel stelt te hebben gelaten voor de uitkomst dat toch geen sprake is van medeplichtigheid van eisers, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in ieder geval te beperkt.
4.14.
Het artikel is verschenen in een tijd waarin ‘Gaza’ zeer velen frustreert en er op ruime schaal teleurstelling of boosheid is ontstaan door het gebrek aan daadkracht in de wereld om eraan bij te dragen dat aan de situatie in Gaza een einde wordt gemaakt. Het noemen van namen van personen die daarmee in relatie worden gebracht kan er eenvoudig toe leiden dat mensen, die weinig remmingen (meer) hebben in hun uitlatingen en minder rationeel handelen, via allerlei manieren verhaal komen halen. In dat besef had SOMO meer terughoudendheid moeten betrachten bij het noemen van de namen van eisers en het associëren van eisers met persoonlijke bemoeienis bij leveringen van goederen die (uiteindelijk) in verband gebracht kunnen worden met mensenrechtenschendingen door Israël, zeker wanneer over die persoonlijke betrokkenheid, de mate en ernst daarvan, geen volstrekte duidelijkheid bestaat.
Rectificatie
4.15.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat SOMO bij de publicatie van het artikel op 22 mei 2025 niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht en dat er, alles samengenomen, voldoende reden is om een inperking op de uitingsvrijheid van SOMO toe te staan door SOMO tot een rectificatie te verplichten. SOMO heeft het artikel inmiddels op verschillende punten aangepast (zie 2.26 en 2.27), waaronder de verwijdering van de namen van eisers en het toedichten van een ‘sleutelrol’. Dat is een juiste stap geweest. Toch is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter reden voor (en bestaat er bij eisers een belang bij) een beperkte rectificatie door SOMO. Voor de lezers van het artikel is immers niet direct duidelijk waarom SOMO ten opzichte van de oorspronkelijke versie van 22 mei 2025 bepaalde passages heeft aangepast. De namen van eisers zijn bijna een maand na de eerste publicatie van het artikel zichtbaar geweest. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een beperkte rectificatie aangewezen om de mogelijk nog steeds bestaande nadelige gevolgen van het artikel voor (de reputatie en veiligheid van) eisers te beperken.
4.16.
De voorzieningenrechter zal SOMO bevelen om, voor de duur van twee weken vanaf de dag van betekening van dit vonnis, een rectificatie te plaatsen op haar homepage en bovenaan het artikel. Ook dient SOMO, binnen dezelfde termijn, een rectificatie te plaatsen als nieuw bericht op haar accounts op LinkedIn, Instagram en Bluesky. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding SOMO te bevelen de rectificatietekst toe te voegen aan haar eerdere berichten op LinkedIn, Instagram en Bluesky. Het belang van eisers wordt voldoende gediend met een rectificatie als nieuw bericht. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het bericht op Instagram ‘vast te pinnen’. Eisers hebben niet toegelicht waarom dat nodig is. Voor zover eisers meer/andere kanalen dan LinkedIn, Instagram en Bluesky bedoelen, hebben zij niet toegelicht welke kanalen dat zijn. De vordering is in zoverre niet toewijsbaar. De termijn waarbinnen SOMO aan de bevelen moet voldoen, zal de voorzieningenrechter anders dan gevorderd bepalen op 48 uur na betekening van dit vonnis.
Conclusie
4.17.
De slotsom is dat de vordering onder I wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.18.
De voorzieningenrechter acht oplegging van een dwangsom op zijn plaats als prikkel voor SOMO om het bevel van de voorzieningenrechter na te komen. Deze dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Vordering II wordt eveneens toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.19.
SOMO is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 147,42
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.763,42
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt SOMO om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis op de Nederlandstalige homepage van de website https://www.somo.nl/nl/, in dezelfde opmaak als de overige tekst op de homepage, in een met zwart omlijnd kader met witte letters, zonder enig commentaar of aanvulling, voor de duur van twee weken de volgende rectificatietekst te plaatsen:
RECTIFICATIE
In ons artikel genaamd " [artikel 1] " zoals gepubliceerd op 22 mei 2025 op onze website hebben wij drie met naam genoemde Nederlandse zakenmannen verbonden aan de onderneming [bedrijfsnaam 1] beschuldigd van persoonlijke betrokkenheid door een sleutelrol te vervullen bij de levering van elektronische onderdelen aan vier Israëlische wapenfabrikanten en in verband gebracht met medeplichtigheid aan genocide en oorlogsmisdrijven. De kortgedingrechter van de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 2 september 2025 geoordeeld dat SOMO hiermee te ver is gegaan omdat voor die vergaande persoonlijke betrokkenheid onvoldoende steun bestaat in het feitenmateriaal. Om die reden heeft de rechter SOMO bevolen deze rectificatie te plaatsen.
Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO)
5.2.
gebiedt SOMO om de onder 5.1 weergegeven rectificatietekst te plaatsen bovenaan het Nederlandstalige artikel zelf op de website https://www.somo.nl/nl/kortsluiting-in-het-internationaal-recht/, in dezelfde opmaak als de overige tekst van het artikel, in een met zwart omlijnd kader met witte letters, zonder enig commentaar of aanvulling, voor de duur van twee weken;
5.3.
gebiedt SOMO om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis op de Engelstalige homepage van de website https://www.somo.nl/, in dezelfde opmaak als de overige tekst op de homepage, in een met zwart omlijnd kader met witte letters, zonder enig commentaar of aanvulling, voor de duur van twee weken de volgende rectificatietekst te plaatsen:
RECTIFICATION
In our article entitled ‘ [artikel 1] ’ as published on 22 May 2025 on our website, we accused three named Dutch businessmen associated with the company [bedrijfsnaam 1] of being personally involved in the supply of electronic components to four Israeli arms manufacturers and we associated them with complicity in genocide and war crimes. In its judgment of 2 September 2025, the judge of the District Court of The Hague ruled that SOMO has gone too far since the personal involvement is not fully supported by the facts. For that reason the judge ordered SOMO to publish this correction.
Centre for Research on Multinational Corporations (SOMO)
5.4.
gebiedt SOMO om de onder 5.3 weergegeven rectificatietekst te plaatsen bovenaan het Engelstalige artikel zelf op de website https://www.somo.nl/short-circuiting-international-law/, in dezelfde opmaak als de overige tekst van het artikel, in een met zwart omlijnd kader met witte letters, zonder enig commentaar of aanvulling, voor de duur van twee weken;
5.5.
gebiedt SOMO om een nieuw bericht te plaatsen op de desbetreffende accounts van SOMO op LinkedIn, Instagram en Bluesky door plaatsing van een zwarte afbeelding met daarin in wit de tekst “
RECTIFICATION”, vergezeld van de onder 5.3 weergegeven rectificatietekst, voor de duur van twee weken;
5.6.
bepaalt dat SOMO een dwangsom van € 25.000 verbeurt indien SOMO in gebreke blijft om aan een van voornoemde geboden te voldoen en van € 5.000 per dag dat die overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000;
5.7.
veroordeelt SOMO in de proceskosten van € 1.763,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als SOMO niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet SOMO € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.8.
veroordeelt SOMO in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
yd

Voetnoten

1.Zie in dit verband EHRM 15 februari 2005, nr. 68416/01 (Steel and Morris/Verenigd Koninkrijk) en EHRM 14 april 2009, nr. 37374/05 (Társaság a Szabadságjogokért/Hongarije).