Uitspraak
1.[partij 1] ,
2.[partij 2] ,
1.De procedure
- de incidentele conclusie van eis houdende vordering tot verwijzing naar Team Handel van deze rechtbank van 9 juli 2025 met producties;
Rechtbank Den Haag
Op 3 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [partij 1] en [partij 2] tegen de Staat der Nederlanden. De eisers, [partij 1] en [partij 2], hebben de Staat verzocht om een verbod op het ondertekenen van het WHO-Pandemieverdrag, het nietig verklaren van het verdrag indien het al ondertekend is, en het opzeggen van het lidmaatschap van de WHO. De Staat heeft in een incidentele conclusie van eis verzocht om de procedure te verwijzen naar Team Handel, omdat de kantonrechter volgens artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen bevoegdheid heeft over vorderingen van onbepaalde waarde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [partij 1] en [partij 2] van onbepaalde waarde is en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze onder de € 25.000 blijft. Daarom heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar Team Handel. Tevens is [partij 1] en [partij 2] veroordeeld in de proceskosten, omdat zij de Staat onterecht op kosten hebben gejaagd door de procedure bij de kantonrechter aanhangig te maken, terwijl zij hadden moeten begrijpen dat dit tot verwijzing zou leiden. De proceskosten zijn begroot op € 2.290,43, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.