ECLI:NL:RBDHA:2025:16361
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000
Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S. Akkas en mr. S.J. de Vries. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 27 juni 2025, waarbij de minister aan de eiser een maatregel van bewaring heeft opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak op 8 juli 2025 behandeld, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
Eiser betoogde dat de minister ten onrechte geen piketmelding heeft gedaan, wat volgens hem een gebrek oplevert dat in zijn voordeel moet worden gewogen. De rechtbank oordeelde echter dat de procedure in overeenstemming was met de Vreemdelingencirculaire 2000, aangezien de gemachtigde van eiser op de hoogte was gebracht van de voorgenomen inbewaringstelling. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de belangen van eiser was en dat de beroepsgrond niet slaagde.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst en geen redenen gevonden om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.