ECLI:NL:RBDHA:2025:16396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
NL25.5244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf wegens onvoldoende sociale en economische binding met Marokko

In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een visum kort verblijf om haar echtgenoot te bezoeken. De aanvragen zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op basis van redelijke twijfel over haar intentie om Nederland tijdig te verlaten, omdat er onvoldoende sociale en economische binding met Marokko zou zijn. De rechtbank heeft de zaak op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht heeft afgezien van een hoorzitting in de bezwaarfase, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar binding met Marokko. De rechtbank concludeert dat de beroepen van eiseres ongegrond zijn, omdat de minister op basis van de beschikbare informatie kon concluderen dat er redelijke twijfel bestond over haar terugkeer. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en aangegeven dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5244
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. S. Wortel),

en
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder (gemachtigde: mr. J.L.A.F. van Halteren).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen. Eiseres heeft op 29 september 2023 en op 22 februari 2024 verzocht om afgifte van een visum kort verblijf met het doel om haar echtgenoot (referent) te bezoeken.
De minister heeft de aanvraag van 29 september 2023 met het besluit van 31 oktober 2023 afgewezen. De minister heeft de aanvraag van 22 februari 2024 met het besluit van 6 maart 2024 afgewezen. Met de bestreden besluiten van 15 januari 2025 is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
4. De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de bestreden besluiten op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, mr. V. Senczuk, waarnemend voor de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van de minister. Als tolk is verschenen: B. Badouri.
6. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank op 7 augustus 2025 onmiddellijk uitspraak gedaan.

Boordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de visumaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De beroepen van eiseres zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
9. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1977 en is van Marokkaanse nationaliteit. Eiseres heeft op 29 september 2023 een visum kort verblijf aangevraagd met het doel om haar echtgenoot te bezoeken in de periode van 20 oktober 2023 tot en met 30 oktober 2023. Op 22 februari 2024 heeft eiseres voor hetzelfde doel een visum kort verblijf aangevraagd voor een duur van 30 dagen.
10. De minister heeft de visumaanvragen van eiseres afgewezen, omdat de minister redelijke twijfel had of eiseres Nederland, dan wel het grondgebied van de lidstaten, tijdig zou verlaten. Volgens de minister is namelijk onvoldoende gebleken dat eiseres voldoende sociale en economische binding heeft met Marokko om tijdige terugkeer te waarborgen. Daarnaast heeft de minister tegengeworpen dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf van eiseres onvoldoende zijn aangetoond. De minister heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft daarom op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgezien van horen als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb.

Beoordelingskader

11. Uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) volgt dat de minister een visum moet weigeren bij redelijke twijfel over het voornemen van een vreemdeling om Nederland te verlaten voor afloop van de geldigheidsduur van het aangevraagde visum. Bij redelijke twijfel hierover moet de minister het visum al afwijzen. Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat hij aan de vereisten voor het gevraagde visum voldoet en om met objectieve bewijsmiddelen aannemelijk te maken dat hij tijdig zal terugkeren naar het land van herkomst.
12. Bij de beoordeling van de aangeleverde gegevens beschikt de minister over een ruime beoordelingsruimte. Bij die beoordeling mag de minister de sociale en economische binding van de vreemdeling met het land van herkomst betrekken. De rechtbank kan die beoordeling, gezien de ruime beoordelingsruimte die de minister heeft, slechts terughoudend toetsen (zie in dit kader het arrest Koushkaki van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862).

Sociale en economische binding

13. Eiseres kan zich niet verenigen met de bestreden besluiten. Eiseres heeft een bestaan opgebouwd in Marokko en zorgt voor haar vader. De zorg die eiseres draagt voor haar vader, in combinatie met het retourticket, maakt dat eiseres tijdig wenst terug te keren naar Marokko. In dit kader voert eiseres verder aan dat volgens de redenatie van de minister geen enkele vrouw zonder kinderen en zonder werk in haar land van herkomst een visum kan verkrijgen voor het land waar haar partner verblijft.
14. Naar oordeel van de rechtbank heeft de minister in de bestreden besluiten kunnen stellen dat eiseres onvoldoende sociale binding heeft met Marokko en geen economische binding heeft met Marokko, waardoor er redelijke twijfel bestaat of zij op tijd zal terugkeren. De minister heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres geen eigen gezin heeft in Marokko. Ook heeft de minister kunnen betrekken dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij een bijzondere zorgplicht voor haar vader heeft die niet door anderen kan worden overgenomen. Verder is niet gebleken dat eiseres zorg draagt voor andere (directe) familieleden dan wel dat sprake is van andere zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die eiseres zouden dwingen tijdig naar Marokko terug te keren. De minister heeft ook bij zijn besluit kunnen betrekken dat eiseres (in 2022) gehuwd is met referent en dat die omstandigheid juist reden geeft om een nieuw bestaan in Nederland op te bouwen, zodat de sociale binding van eiseres met Nederland mogelijk sterker is dan met Marokko.
De minister heeft daarnaast mogen stellen dat het retourticket niet als zekerheidsstelling voor de tijdige terugkeer van eiseres naar het land van herkomst geldt. De beroepsgrond slaagt niet.
15. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn aangevoerd tegen het standpunt van de minister over de economische binding van eiseres met Marokko. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het standpunt van de minister.
16. Omdat de weigeringsgrond de afwijzing van het visum zelfstandig kan dragen, behoeft de andere weigeringsgrond geen bespreking meer.
Hoorplicht
17. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting in de bezwaarfase. Hierbij stelt eiseres zich op het standpunt dat horen een essentieel onderdeel betreft van de bezwaarschriftprocedure. Volgens eiseres heeft de minister niet kunnen afzien van horen met toepassing van artikel 7:3 van de Awb.
18. Naar oordeel van de rechtbank heeft de minister in het geval van eiseres kunnen afzien van horen in bezwaar. In wat eiseres in het bezwaarschrift heeft aangevoerd, heeft de minister geen aanleiding hoeven zien om eiseres nader te horen over de sociale en economische binding met het land van herkomst. Het is allereerst aan eiseres om de sociale en economische binding toe te lichten. De vragenlijst en de overgelegde documenten geven onvoldoende banden met Marokko weer. De minister heeft kunnen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

19. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
20. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. F.J. Attema, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
12 augustus 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.