ECLI:NL:RBDHA:2025:16400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
AWB 25/17458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek voorlopige voorziening tegen overplaatsing van asielzoeker naar andere COA-locatie

Op 3 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, geboren in 1997 en van Turkse nationaliteit, een voorlopige voorziening vroeg tegen zijn overplaatsing van een asielzoekerscentrum in locatie 1 naar locatie 2. De overplaatsing werd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) noodzakelijk geacht vanwege de opvangcapaciteit en de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. De verzoeker, die zich als transgender man identificeert, stelde dat zijn psychische kwetsbaarheid en binding met locatie 1 niet voldoende waren meegewogen door het COA. Hij vroeg de voorzieningenrechter om hem in locatie 1 te laten verblijven totdat zijn bezwaar tegen de overplaatsing was behandeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat het COA bevoegd was om de overplaatsing te effectueren op basis van artikel 11 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). De voorzieningenrechter concludeerde dat het COA voldoende rekening had gehouden met de kwetsbaarheid van de verzoeker door hem een geschikte kamer in locatie 2 aan te bieden. De voorzieningenrechter vond dat de overplaatsing noodzakelijk was om de opvangcapaciteit optimaal te benutten en dat het COA in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had mogen maken. De uitspraak werd op dezelfde dag bekendgemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/17458

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], geboren op [1997] van gestelde Turkse nationaliteit, verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 3 september 2025 (het primaire besluit) heeft het COA medegedeeld dat verzoeker wordt overgeplaatst van het asielzoekerscentrum in [locatie 1] naar een asielzoekerscentrum in [locatie 2] . De reden voor de overplaatsing wordt in deze brief niet genoemd.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter telefonisch verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat hij de bezwaarprocedure mag afwachten in het asielzoekerscentrum in [locatie 1] . Hij vindt dat het COA gelet op zijn psychische kwetsbaarheid als transgender man en (sociale) binding met [locatie 1] de geplande overplaatsing beter had moeten motiveren, dan wel met hem moeten overleggen over alternatieve huisvestiging binnen het asielzoekerscentrum in [locatie 1] . Een eenpersoonskamer zou volgens hem passend zijn, maar ook een andere kamer met mensen die geen problemen hebben met zijn transitie. Volgens verzoeker erkent het COA dat hij psychisch kwetsbaar is aangezien er in het verleden ook is overwogen om hem over te plaatsen naar een intensief begeleidende opvang (IBO) locatie van het COA.
Het COA stelt zich op het standpunt dat het bevoegd is om over te gaan tot het overplaatsen van een vreemdeling op grond van artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). De reden voor overplaatsing is dat verzoeker in zijn eentje een vierpersoonskamer bestemd voor LHBTI’ers bezet houdt in [locatie 1] . Het verblijf van andere LHBTI’ers in deze kamer was volgens het COA onmogelijk vanwege de houding en het gedrag van verzoeker. Gelet op het gebrek aan opvangcapaciteit is de overplaatsing noodzakelijk. Het COA heeft bij de overplaatsing bovendien rekening gehouden met het feit dat verzoeker in transitie is door hem te plaatsen in een tweepersoonskamer specifiek voor LHBTI’ers die hij in het begin in zijn eentje mag gebruiken. Indien verzoeker geen gebruik wil maken van de geboden opvang in [locatie 2] , dan staat het hem vrij om zich opnieuw in te schrijven in Ter Apel. De overplaatsing is volgens het COA doorlopend met verzoeker gecommuniceerd, en om die reden kan niet gesproken worden van een onzorgvuldig voorbereid besluit.
De voorzieningenrechter overweegt dat het COA op grond van artikel 11 van de Rva bevoegd is om een asielzoeker over te plaatsen indien dit noodzakelijk is. Bij de invulling van het begrip “noodzakelijk” heeft het COA enige beoordelingsruimte. Uit artikel 3a, tweede lid, van de Wet COA volgt – voor zover relevant – dat overplaatsing in ieder geval noodzakelijk is indien een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de asielprocedure daarmee gediend is. Uit de stukken in het dossier volgt dat verzoeker op dit moment een voor vier LHBTI’ers bestemde kamer in gebruik heeft in het asielzoekerscentrum in [locatie 1] . De voorzieningenrechter begrijpt uit de toelichting van het COA dat de situatie zodanig is dat er op dit moment geen andere asielzoekers in deze kamer kunnen worden gehuisvest. Wat daarvan de oorzaak is, doet in dit geval niet ter zake. Het feit blijft immers dat het COA op dit moment de opvangcapaciteit niet volledig kan benutten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het COA overplaatsing in dit geval noodzakelijk heeft mogen vinden, en dat het COA daarom bevoegd was om het bestreden besluit te nemen.
Dit is slechts anders als het COA gelet op alle omstandigheden van het geval niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik mocht maken. Volgens verzoeker staat zijn psychische kwetsbaarheid en bijzondere binding met [locatie 1] in de weg aan overplaatsing, maar dat volgt de voorzieningenrechter niet. Het COA heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat bij de overplaatsing rekening is gehouden met die kwetsbaarheid, door verzoeker in [locatie 2] een kleinere (tweepersoons)kamer specifiek voor transmannen aan te bieden, waar hij vooralsnog alleen gebruik van mag maken. Het COA ontkent in zoverre ook niet dat sprake is van kwetsbaarheid. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat de kwetsbaarheid van verzoeker als transgender man impliceert dat het voor hem onmogelijk is om zich in een andere plaats te vestigen. In de brief van 3 september 2025 van [naam] wordt er wel op gewezen dat het beter zou zijn voor het welzijn van verzoeker en de gemeenschap, maar dat wordt verder niet onderbouwd. Verder begrijpt de voorzieningenrechter dat verzoeker liever in zijn vertrouwde omgeving blijft, maar dat heeft het COA op zichzelf niet zwaarder hoeven laten wegen dan het algemene belang bij het bieden van voldoende opvangcapaciteit aan asielzoekers.
De voorzieningenrechter ziet ten slotte geen grond voor het oordeel dat de overplaatsing onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Het COA heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat doorlopend met verzoeker is gecommuniceerd over de overplaatsing. Dat de brief van 3 september 2025 geen reden bevat voor de overplaatsing, maakt op zichzelf niet dat het besluit geen stand kan houden. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op hetgeen hiervoor in 3. is overwogen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman-Meijer, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 3 september 2025 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.