ECLI:NL:RBDHA:2025:16433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
NL24.26890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling ingangsdatum verblijfsvergunning asiel na asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2025 uitspraak gedaan over de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel van eiser, die zijn asielverzoek op 1 april 2023 heeft ingediend. Eiser had eerder, op 31 maart 2023, zijn asielwens geuit door zich te melden als asielzoeker. De rechtbank oordeelt dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet correct is vastgesteld door verweerder, die deze had bepaald op de datum van indiening van het M35-H formulier. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning moet worden bepaald op het moment dat de asielwens is geuit, en niet op de datum van indiening van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vastgesteld op 31 maart 2023. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26890
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 7 juni 2024 (het bestreden besluit) waarbij verweerder de aanvraag van eiser van 31 maart 2023 om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd. De asielvergunning is geldig van 1 april 2023 tot 1 april 2028. Het beroep richt zich tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft niet op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder is ook met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 juni 2024, voor zover daarin de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is vastgesteld op 1 april 2023;
- stelt de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 31 maart 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit
van 7 juni 2024;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-,.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is Syrisch en is geboren op [datum] 1968.
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiser juist heeft vastgesteld.
Heeft verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning juist vastgesteld?
4. Eiser voert aan dat de verblijfsvergunning verleend moet worden met ingang van 31 maart 2023. Hij heeft zich op die datum gemeld in het Aanmeldcentrum Ter Apel. Dat blijkt uit de loopbrief. Eiser is de dag erna, op 1 april 2023, gehoord. Verweerder heeft ten onrechte de ingangsdatum voor de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vastgesteld op de datum waarop eiser het M35-H formulier heeft ingediend.
5. De Afdeling [1] heeft in haar uitspraak van 20 januari 2025 [2] overwogen dat uit de wet [3] en het Unierecht volgt dat een asielaanvraag is ontvangen op het moment dat een vreemdeling bij de autoriteiten zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt. Dit moment kan bijvoorbeeld blijken uit de loopbrief. De ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt door het moment waarop de asielwens is geuit bepaald en niet door de datum waarop de vreemdeling met het voorgeschreven aanvraagformulier de aanvraag heeft ingediend.
De ingangsdatum van de verblijfsvergunning
6. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn asielverzoek op 1 april 2023 met het M35-H formulier heeft ingediend. Uit de loopbrief blijkt dat eiser al eerder, namelijk op 31 maart 2023, zijn asielwens heeft geuit door zich te melden als asielzoeker. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2025 heeft verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel daarom niet juist vastgesteld. Het beroep is gegrond.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, voor zover verweerder daarin de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel heeft vastgesteld op 1 april 2023. Uit oogpunt van definitieve geschillenbeslechting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiser vast te stellen op 31 maart 2023 en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit. [4]
8. Eiser krijgt een vergoeding vaan zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025 door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Doorman, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Artikel 44, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000.
4.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.