Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2025 uitspraak gedaan in een procedure over vreemdelingenbewaring. De eiser, een Algerijnse man, had op 31 juli 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de minister van Asiel en Migratie. Deze maatregel werd op 26 augustus 2025 opgeheven, waarna de eiser beroep instelde tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 3 september 2025 gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 13 augustus 2025, en dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel zich beperkt tot de periode na deze datum. De eiser voerde aan dat de minister ten onrechte geen lichter middel had toegepast en dat er geen redelijke belangenafweging was gemaakt, vooral gezien zijn medewerking aan de overdracht en zijn verslechterde mentale en lichamelijke gesteldheid. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn.
Daarnaast stelde de eiser dat de minister niet voortvarend had gehandeld in het regelen van zijn overdracht naar Oostenrijk. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend had gewerkt, gezien de omstandigheden en de noodzaak van afstemming met verschillende instanties. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.