ECLI:NL:RBDHA:2025:16509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
NL25.7976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor Gift Omoruyi en Miracle Omoruyi. De minister van Asiel en Migratie heeft op 16 april 2025 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft het beroep gehandhaafd en verzocht om een proceskostenvergoeding en dwangsommen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag niet meer ontvankelijk is, omdat met het besluit op de aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft in dat geval geen procesbelang meer. De rechtbank oordeelt echter dat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast heeft eiser verzocht om de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar dit verzoek is afgewezen omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 194 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 4 september 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7976

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor Gift Omoruyi en Miracle Omoruyi.
Bij besluit van 16 april 2025 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven en verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten en dwangsommen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de door referent ingediende aanvraag, dient te worden vastgesteld dat met het besluit op de aanvraag aan het beroep tegen het niet tijdig beslissen is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 453,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 moet vergoeden.
3. Eiser verzoekt de rechtbank om de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat eisers bezwaar kennelijk ongegrond is verklaard. Verweerder is in dat geval op grond van artikel 4:17, zesde lid, onder c van de Awb geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 194 (honderdvierennegentig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.