Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie was de verweerder in deze zaak. In het besluit van 13 mei 2025 heeft de minister de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft aangegeven het beroep te willen intrekken, mits de minister bereid is de proceskosten te vergoeden. Indien de minister niet bereid is tot vergoeding, verzoekt eiser de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.