ECLI:NL:RBDHA:2025:16512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
NL25.13598
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag; proceskostenvergoeding

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie was de verweerder in deze zaak. In het besluit van 13 mei 2025 heeft de minister de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft aangegeven het beroep te willen intrekken, mits de minister bereid is de proceskosten te vergoeden. Indien de minister niet bereid is tot vergoeding, verzoekt eiser de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13598

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
In het besluit van 13 mei 2025 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te willen intrekken als verweerder bereid is de proceskosten te vergoeden. Als verweerder daartoe niet bereid is, dan verzoekt eiser aan de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.