Op 12 maart 2025 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 9 september 2022. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft op 21 mei 2025 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep heeft ingewilligd, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met toepassing van een wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 5 september 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier.