Op 4 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, dat op 3 juli 2025 is genomen, houdt in dat verzoeker moet terugkeren naar Turkmenistan, omdat hij niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Verzoeker heeft op 21 juli 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit op te schorten tot er op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat er onverwijlde spoed vereist was. De rechter heeft vastgesteld dat de bevriezingsmaatregel, die verzoeker op dat moment beschermde, op 4 september 2025 zou eindigen. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, heeft de voorzieningenrechter besloten om het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Dit betekent dat verzoeker niet mag worden uitgezet en recht houdt op opvang en verstrekkingen, en dat hij gedurende deze periode mag werken zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning nodig is.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten in de einduitspraak gereserveerd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. C.G.H. van der Holst.