ECLI:NL:RBDHA:2025:16536

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
NL25.33241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van terugkeerbesluit en voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

Op 4 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 10 juli 2025 een terugkeerbesluit aan de verzoeker opgelegd, omdat hij niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. De verzoeker, die onder de bevriezingsmaatregel viel, diende op 21 juli 2025 beroep in tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter besloot geen zitting te houden, omdat er onverwijlde spoed was vereist.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker vier weken de tijd had om Nederland te verlaten, maar dat het terugkeerbesluit op 4 september 2025 in werking zou treden. De verzoeker verzocht om schorsing van de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit totdat er op het beroep was beslist. Gezien de tijdsdruk en de onomkeerbare gevolgen van het besluit, besloot de voorzieningenrechter om het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen. Dit betekent dat de verzoeker niet mocht worden uitgezet totdat er een uitspraak was gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. Gedurende deze periode had de verzoeker recht op opvang en mocht hij werken zonder tewerkstellingsvergunning.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van 10 juli 2025 werd geschorst tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een beslissing over de proceskosten zou volgen in de einduitspraak. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33241

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. De minister heeft met het besluit van 10 juli 2025 een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd. Verzoeker heeft op 21 juli 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit [1] en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Na daartoe op 4 juni 2025 een voornemen te hebben uitgebracht, heeft de minister met het besluit van 10 juli 2025 een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd. Hiermee is vastgesteld dat verzoeker op dat moment niet (langer) rechtmatig in Nederland verblijft. Het gevolg van dit terugkeerbesluit is dat verzoeker moet terugkeren naar Turkije en dat hij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moet verlaten. Doet verzoeker dat niet, dan kan hij worden verwijderd. Ook wordt verzoeker gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem. Hoewel verzoeker nu nog valt onder de zogenoemde bevriezingsmaatregel, stopt die maatregel op 4 september 2025. [3] Omdat verzoeker geen beroepszaak heeft openstaan tegen de beëindiging van zijn recht op tijdelijke bescherming onder Richtlijn 2001/55/EG, [4] heeft hij vanaf 4 september 2025 vier weken de tijd om de opvang en Nederland te verlaten en mag hij vanaf 4 september 2025 niet meer werken.
3. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit worden opgeschort tot dat op het beroep is beslist. Hij verzoekt de voorzieningenrechter zo snel mogelijk op dat verzoek te beslissen.
4. Omdat het niet mogelijk is om vóór 4 september 2025 een uitspraak te doen op het beroep en/of het verzoek om een voorlopige voorziening, terwijl daarna al rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit van 10 juli 2025 intreden, en om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een verdere beoordeling van het verzoek vergt namelijk nader onderzoek. Dat betekent concreet dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat hij gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het hem gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter treft de ordemaatregel dat het besluit van 10 juli 2025 wordt geschorst tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een beslissing over de proceskosten volgt in de einduitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst bij wijze van ordemaatregel het besluit van 10 juli 2025;
  • bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat verzoeker gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het verzoeker gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL25.33240.
2.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
3.Verwezen wordt naar de brief van de (toenmalig) minister van Asiel en Migratie aan de Tweede Kamer van 3 juni 2025, 19 637, nr. 3434.
4.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.