Op 4 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 19 augustus 2025 een terugkeerbesluit aan de verzoekster opgelegd, waarbij werd vastgesteld dat zij niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. Dit besluit hield in dat de verzoekster binnen vier weken Nederland moest verlaten en dat zij gesignaleerd zou worden in het Schengen Informatie Systeem. De verzoekster, die onder de bevriezingsmaatregel viel, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit opgeschort zouden worden totdat er op haar beroep was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet mogelijk was om vóór 4 september 2025 uitspraak te doen op het verzoek om een voorlopige voorziening, terwijl de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit al intreden. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, besloot de voorzieningenrechter het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak. Dit betekende dat de verzoekster niet mocht worden uitgezet en recht hield op opvang en verstrekkingen, en dat zij gedurende deze periode zonder tewerkstellingsvergunning mocht werken.
De voorzieningenrechter heeft de ordemaatregel getroffen dat het besluit van 19 augustus 2025 wordt geschorst tot de einduitspraak. Een beslissing over de proceskosten zal volgen in de einduitspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.