ECLI:NL:RBDHA:2025:16596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
C/09/689363 / FA RK 25-5785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over schending van de geheimhoudingsplicht en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2025 uitspraak gedaan over een klacht van verzoeker, die zich beklaagde over de schending van de geheimhoudingsplicht door de zorgaanbieder, GGZ [bedrijf]. Verzoeker had eerder een klacht ingediend bij de klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord, die deze deels gegrond en deels ongegrond verklaarde. Verzoeker stelde dat de zorgaanbieder onterecht informatie over zijn psychische toestand had gedeeld met derden, waaronder zijn buurman, zonder zijn toestemming. De rechtbank oordeelde dat de geheimhoudingsplicht, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de zorgaanbieder niet voldoende had aangetoond dat het delen van informatie met de buurman noodzakelijk was voor de uitvoering van hun taak. De rechtbank verklaarde de klachten over de schending van de geheimhoudingsplicht gegrond en kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 1.000,00 voor de immateriële schade die hij had geleden door deze schending. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van de klacht over de bejegening door de zorgaanbieder, omdat deze niet onder de limitatieve opsomming van beslissingen valt waartegen een klacht kan worden ingediend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/689363 / FA RK 25-5785
Datum beschikking: 25 augustus 2025
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 Wvggz en schadevergoeding ex art. 10:11 Wvggz

Beschikking op het op 30 juli 2025 ingediende verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.F. van Es te Den Haag,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoeker ingediend bij de klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord (hierna: de klachtencommissie).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
GGZ [bedrijf] (hierna: de zorgaanbieder).

Procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen.
Verzoeker heeft bij brief van 23 april 2025 bij de klachtencommissie een klacht ingediend over de schending van de geheimhoudingsplicht van de heer [naam 1] en diens bejegening richting verzoeker. Ook heeft verzoeker verzocht om schadevergoeding.
De klachtencommissie heeft de klacht op 26 juni 2025 deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Het verzoek tot schadevergoeding is door de klachtencommissie afgewezen.
Verzoeker heeft bij verzoekschrift de rechtbank verzocht de door hem ingediende klacht (alsnog) gegrond te verklaren. Ook heeft verzoeker verzocht om toekenning van immateriële schadevergoeding.
Op 22 augustus 2025 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam 2] , klinisch psycholoog en manager behandelzaken, namens de zorgaanbieder.

Vaststaande feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende (door de verzoeker onderbouwd gestelde en door verweerder niet of onvoldoende betwiste) feiten.
Op 24 maart 2024 heeft de heer [naam 1] namens de zorgaanbieder verzoeker bij zijn woning bezocht. De heer [naam 1] heeft geprobeerd met verzoeker te spreken over een psychiatrische behandeling, maar verzoeker heeft kort daarna (vanwege de intimiderende houding van de heer [naam 1] ) de deur weer gesloten. Vervolgens is de heer [naam 1] voor langere tijd in de woning van de heer [naam 3] (hierna te noemen: de buurman) geweest.
Op 10 mei 2024 heeft de zorgaanbieder een aanvraag gedaan voor het voorbereiden van een zorgmachtiging. In deze aanvraag is de buurman – zonder toestemming van verzoeker – als naaste vermeld.
Op 22 mei 2024 heeft de buurman een e-mailbericht gestuurd aan de inboedel- en opstalverzekering van verzoeker waarin is vermeld dat de zorgaanbieder betrokken is bij verzoeker en er voldoende indicatie is voor een psychiatrische behandeling. Dit bericht is op 24 mei 2024 door de verzekeraar aan verzoeker doorgestuurd met het bericht dat hun opdracht voor een schadebeoordeling is beëindigd vanwege de verstoorde verhoudingen met de buurman.
Op 28 mei 2024 heeft de zorgaanbieder een brief aan verzoeker gestuurd waarin de voorbereiding van de zorgmachtiging is aangekondigd.
Op 3 juni 2024 heeft de heer [naam 1] contact gehad met verzoeker over de mogelijkheid tot het opstellen van een plan van aanpak.
Op 7 juni 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verzoeker en de heer [naam 1] over het daadwerkelijk opstellen van het plan van aanpak. Hierbij was de buurman aanwezig.
Op 1 juli 2024 is betrokkene beoordeeld door een onafhankelijke psychiater ter voorbereiding van de zorgmachtiging. De psychiater heeft vervolgens een negatieve verklaring afgegeven, inhoudende dat bij verzoeker geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van een psychische stoornis. In het verlengde hiervan heeft de officier van justitie op 3 juli 2025 besloten geen verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging in te dienen bij de rechtbank.
Op 26 augustus 2024 is het medische journaal van 7 juni 2024 door de heer [naam 1] aangevuld met de opmerking dat de buurman niet aanwezig was bij het bespreken van het medisch inhoudelijke informatie.

Standpunten partijen

Verzoeker
Verzoeker verzoekt primair dat de klachten over de schending van de geheimhoudingsplicht in het voorjaar van 2024 en over de bejegening richting hem alsnog gegrond worden verklaard. Subsidiair ziet het verzoek op het handhaven van de door de klachtencommissie gegrond verklaarde klacht over het uitnodigen van de buurman. Daarnaast wordt verzocht om toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 2.500,00.
Ten aanzien van de klacht over de bejegening voert verzoeker het volgende aan. De heer [naam 1] heeft verzoeker tijdens het gesprek bij de woning van verzoeker op 24 maart 2024 op intimiderende wijze aangesproken. Hierdoor heeft verzoeker het gesprek beëindigd en de voordeur weer dichtgedaan. De zorgaanbieder heeft deze intimidatie nadien erkend en hiervoor excuses aangeboden.
Ten aanzien van de klacht over de schending van de geheimhoudingsplicht stelt verzoeker het volgende. De buurman is onterecht betrokken bij de voorgesprekken over het voorbereiden van een zorgmachtiging en vervolgens als naaste benoemd in de aanvraag voor het voorbereiden van een zorgmachtiging. Hierdoor heeft de buurman op 22 mei 2024 de inboedel- en opstalverzekering van verzoeker per mail op de hoogte kunnen stellen dat er een zorgmachtiging werd aangevraagd voor verzoeker. Als gevolg hiervan heeft de verzekering op 24 mei 2024 de opdracht tot schadebeoordeling van de waterschade in de berging van verzoeker, veroorzaakt vanuit de berging van de buurman, beëindigd. Dat terwijl verzoeker zelf pas op 28 mei 2024 voor het eerst op de hoogte is gebracht over de aanvraag voor het voorbereiden van een zorgmachtiging.
Daarnaast heeft verzoeker tijdens het gesprek op 7 juni 2024 meermaals aangegeven niet akkoord te gaan met de aanwezigheid van de buurman. Het gesprek is toch hervat en er is medische informatie gedeeld. Drie maanden later is er een notitie in het medisch journaal toegevoegd dat de buurman niet aanwezig was bij het bespreken van de medisch inhoudelijke informatie. Deze door de klachtencommissie gegrond verklaarde klacht moet in stand blijven en vormt een bevestiging van de systematische schending van de geheimhoudingsplicht.
Ten aanzien van de verzochte schadevergoeding brengt verzoeker het volgende naar voren. Verzoeker ervaart nog steeds de gevolgen van hetgeen zich vorig jaar heeft afgespeeld. Door de gebeurtenissen heeft hij last van ernstige stigmatisering in de lokale gemeenschap, verstoring van familiebanden en sociale verhoudingen en discriminatie door ongelijke behandeling. Daarnaast hebben de gebeurtenissen langdurige psychische gevolgen voor verzoeker en heeft hij het vertrouwen in de gezondheidszorg verloren. Zo heeft hij last van concentratiestoornissen, spanningen en verlies van zelfvertrouwen, wat hem onder meer heeft belemmerd tijdens sollicitatiegesprekken. Ook staat hij nu bij zijn verzekeraar, de politie, de gemeente en de GGD bekend als een verward persoon of iemand met psychische stoornissen, terwijl dit onjuist is. Verzoeker wenst daarom ter vergoeding van deze schade een bedrag van € 2.500,00 en een rectificatie vanuit de zorgaanbieder naar de betrokken instanties.
De zorgaanbieder
De heer [naam 2] heeft namens de zorgaanbieder ter zitting het volgende standpunt ingenomen. De buurman heeft bij de GGD meldingen gedaan over verzoeker, waarna aan de zorgaanbieder is gevraagd om onderzoek te doen naar de desbetreffende persoon. Uit het dossier blijkt weliswaar dat de heer [naam 1] in dit kader bij de buurman is geweest, maar niet dat hij ook medische informatie heeft gedeeld. Het kan ook zijn dat de heer [naam 1] tijdens dat gesprek alleen informatie heeft ingewonnen. Verweerder kan zich voorstellen dat de heer [naam 1] intimiderend kan overkomen, maar voor zover de zorgaanbieder kan overzien heeft de heer [naam 1] niet onrechtmatig gehandeld. Op 7 juni 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden, waarbij verzoeker samen met een vertrouwenspersoon/advocaat aanwezig was. Die heeft het gesprek ook niet direct beëindigd.
De zorgaanbieder heeft de overtuiging dat de heer [naam 1] er vanuit is gegaan dat er goedkeuring was voor het hierbij betrekken van de buurman, hoewel wel duidelijker vastgelegd had moeten worden dat er toestemming was.

Beoordeling

Formele beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het verzoekschrift binnen de in artikel 10:7, tweede lid, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
Met betrekking tot de klacht van verzoeker over de bejegening van de heer [naam 1] overweegt de rechtbank het volgende. De Wvggz geeft in artikel 10:3 een limitatieve opsomming van beslissingen waartegen een klacht kan worden ingediend. De klacht van verzoeker over de bejegening door de heer [naam 1] heeft geen betrekking op een beslissing die valt onder deze limitatieve opsomming. Klachten die vallen onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) worden weliswaar beoordeeld door de klachtencommissie, maar voor een dergelijke klacht kan vervolgens geen verzoek worden ingediend bij de rechtbank.
Gelet hierop verklaart de rechtbank zich niet bevoegd om van dit onderdeel van de klacht kennis te nemen.
Schending van geheimhoudingsplicht voorjaar 2024
Op grond van artikel 8:34 Wvggz is onder andere de zorgaanbieder tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van hun taak aan hen is toevertrouwd, tenzij uit hun taak op grond van deze wet de noodzaak tot mededeling voortvloeit of enig ander wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht. Deze geheimhoudingsplicht vloeit voort uit het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer op grond van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Een betrokkene dient er van op aan te kunnen dat zijn of haar gegevens niet zonder wettelijke grondslag met een ander worden gedeeld.
De rechtbank concludeert uit de vaststaande feiten dat er in maart 2024 contact is geweest tussen de buurman en de heer [naam 1] , nog voordat verzoeker wist dat de zorgaanbieder overwoog om een zorgmachtiging voor hem te gaan voorbereiden of aan te vragen. Door de lengte van de duur dat de heer [naam 1] in de woning van de buurman is geweest, is het aannemelijk dat hier is gesproken over de (medische) situatie van verzoeker. Dit heeft de zorgaanbieder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kunnen weerleggen. Ook staat vast dat er op 10 mei 2024 door de zorgaanbieder een aanvraag voor het voorbereiden van een zorgmachtiging is gedaan, waarbij de buurman is beschreven als ‘naaste’, wederom zonder hierover in overleg te treden met verzoeker zelf. De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen verklaren waarom deze contacten met de buurman en het aanmerken van hem als ‘naaste’ noodzakelijk zijn geweest voor de taakuitoefening van de heer [naam 1] . Het kan niet anders dan dat de buurman uit dit contact de conclusie heeft getrokken dat bij verzoeker sprake was van een psychische stoornis, omdat hij van de heer [naam 1] heeft vernomen hoe de gang van zaken is bij een procedure tot aanvraag van een zorgmachtiging.
Dit vermoeden wordt bevestigd door het feit dat is gebleken dat als gevolg van deze contacten de verzekeraar van verzoeker op 22 mei 2024 door de buurman is bericht met de informatie dat de zorgaanbieder voldoende aanleiding zag voor psychiatrische behandeling van verzoeker en het dossier door de verzekeraar hierdoor is gesloten.
Schending van geheimhoudingsplicht tijdens gesprek plan van aanpak
In het gesprek op 7 juni 2024 heeft verzoeker meermaals aangegeven niet met de buurman erbij te willen spreken over het opstellen van een plan van aanpak. De buurman is desondanks bij het hele gesprek aanwezig geweest, ook bij het bespreken van medische zaken. De heer [naam 1] heeft hier volgens verzoeker medegedeeld dat hij van mening is dat verzoeker een psychische stoornis heeft waarvoor hij zorg moet krijgen en dat daarom een zorgmachtiging wordt aangevraagd. Ook zou de heer [naam 1] in het gesprek hebben aangegeven dat hij de buurman erbij heeft gevraagd vanwege zijn betrokkenheid in deze situatie en het bij een plan van aanpak belangrijk is dat alle betrokken partijen zich daar content mee voelen. Vervolgens heeft verzoeker opnieuw gezegd dat hij het gesprek zonder de buurman wilde voeren, omdat hij zonder toestemming informatie verspreidt naar derden.
Niet is gebleken welke noodzaak er was voor de heer [naam 1] om voor de uitoefening van zijn taak de geheimhoudingsplicht te doorbreken en (medische) informatie van verzoeker die aan hem is toevertrouwd op verschillende momenten met de buurman te delen. Of de heer [naam 1] op 7 juni 2024 op enig moment de buurman heeft verzocht het gesprek te verlaten om daarna de meer medische details te bespreken, zoals op 26 augustus 2024 in het medisch dossier is aangetekend, is voor de rechtbank niet duidelijk geworden. Echter, ook als dit inderdaad het geval is, was de geheimhoudingsplicht al geschonden op het moment dat de buurman werd verteld dat een zorgmachtiging voorbereid werd op grond van de aanwezigheid van (een) psychische stoornis(sen). De rechtbank is daarom van oordeel dat de klachten over de schending van de geheimhoudingsplicht gegrond zijn.
Schadevergoeding
Op grond van artikel 10:11 lid 2 Wvggz kan bij een verzoek als bedoeld in artikel 10:7, eerste lid, Wvggz verzoeker bij de rechter tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder verzoeken. De schadevergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker voldoende heeft gemotiveerd dat hij vanwege de schending van de geheimhoudingsplicht immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht aannemelijk dat de door verzoeker genoemde, en door de zorgaanbieder niet betwiste, klachten een rechtstreeks gevolg zijn van het feit dat derden ten onrechte het idee hebben gekregen dat verzoeker een psychische stoornis had. De spanning en angst om de controle over zijn gezondheidstoestand (verder) te verliezen is zeer invoelbaar. Dit heeft zich immers al voorgedaan door de beëindiging van de schadeprocedure van de verzekeraar nadat de buurman buiten weten van verzoeker onjuiste informatie over hem heeft gedeeld. Ook de concentratieproblemen, spanningen en verlies van zelfvertrouwen tijdens belangrijke gesprekken zoals een sollicitatiegesprek zijn aannemelijk.
De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening met de ernst van de schending en de gevolgen hiervan voor verzoeker. Daarbij onderstreept de rechtbank het belang van de geheimhoudingsplicht om het recht op privacy te waarborgen. Het belang van deze wettelijke plicht dient niet te worden onderschat, zeker in de huidige tijd waarin informatie (online) gemakkelijk kan worden gedeeld en verspreid.
In onderhavige zaak is de schending bovendien kwalijk, nu later door een onafhankelijke psychiater is beoordeeld dat er geen sprake is van psychiatrische problematiek op grond waarvan het verlenen van verplichte zorg met een zorgmachtiging noodzakelijk is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek toewijzen en de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding van de schade die naar billijkheid wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.000,00.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd ten aanzien van de klacht over de bejegening;
verklaart de klachten over de schending van de geheimhoudingsplicht gegrond;
legt aan de zorgaanbieder GGZ [bedrijf] de verplichting op tot betaling van een schadevergoeding aan verzoeker voor een bedrag van € 1.000,00 (DUIZEND);
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koole, rechter, bijgestaan door M. Gosses als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.