In deze zaak heeft eiser op 12 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft deze aanvraag met een besluit van 3 maart 2025 afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 30 juli 2025 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Eiser heeft de rechtbank laten weten dat hij het beroep niet intrekt, maar dat het zich nu richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de zaak op 31 juli 2025 behandeld, waarbij partijen niet verschenen. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500,-. Verweerder wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-. Partijen hebben vier weken de tijd om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.