ECLI:NL:RBDHA:2025:16631
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft opposante op 26 mei 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft op 22 juli 2025 het beroep gegrond verklaard en de minister van Asiel en Migratie opgedragen om uiterlijk 17 september 2025 een besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel was. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn was verstreken en dat opposante de minister rechtsgeldig in gebreke had gesteld. In het verzet betwist opposante de opgelegde beslistermijn van acht weken na de termijn van 21 maanden na de asielaanvraag, en stelt dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven van het Unierecht. De rechtbank oordeelt dat zij terecht zonder nader onderzoek uitspraak heeft gedaan, omdat het eindoordeel duidelijk was. De rechtbank ziet geen aanleiding om de eerdere uitspraak te herzien en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.