ECLI:NL:RBDHA:2025:16656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
SGR 24/9855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag door de gemeente Den Haag in het kader van de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal 2023

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 september 2025, wordt het beroep van de stichting De Chinese Brug tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag beoordeeld. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 6 oktober 2023, omdat het subsidieplafond al was bereikt. Eiseres had bezwaar aangetekend, maar dit werd op 13 december 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Na intrekking van dit bezwaar door eiseres, bleef de afwijzing van de subsidieaanvraag in stand met het besluit van 4 november 2024.

De rechtbank behandelt het beroep op 19 augustus 2025, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig is, maar eiseres niet. Eiseres, die activiteiten organiseert voor senioren met een Chinese achtergrond, betwist de puntentoekenning door verweerder op verschillende onderdelen. Ze stelt dat er onterecht geen punten zijn toegekend voor cofinanciering, vrijwilligersbeleid en kosten per deelnemer. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de subsidieaanvraag heeft afgewezen, omdat de aanvraag in de rangschikking op plek 25 is geëindigd, terwijl het subsidieplafond al voor plek 24 was bereikt.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De criteria voor het toekennen van punten zijn correct toegepast door verweerder, en er zijn geen bijzondere omstandigheden die een afwijking van de wet rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9855

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2025 in de zaak tussen

De Chinese Brug, uit Den Haag, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. W. Klein).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 oktober 2023 afgewezen. Met het besluit op bezwaar van 13 december 2023 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daar heeft eiseres beroep tegen ingesteld met zaaknummer SGR 24/983. Hangende dit beroep heeft verweerder het besluit van 13 december 2023 ingetrokken en besloten het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen. Eiseres heeft hierop het beroep met zaaknummer 24/983 ingetrokken. Met het bestreden besluit van 4 november 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Namens eiseres was niemand aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is een stichting die activiteiten organiseert voor senioren met een Chinese achtergrond die wonen in Den Haag. Op 14 juli 2023 heeft eiseres een subsidieaanvraag gedaan in het kader van de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal 2023 (hierna: de Subsidieregeling). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het subsidieplafond al bereikt was. Voor het toewijzen van de subsidies maakt verweerder gebruik van een rangschikking waarin punten worden toegekend op basis van een aantal criteria, zoals of de aanvrager beschikt over veel cofinanciering, of de aanvrager werkt aan goed vrijwilligersbeleid, of de kosten per deelnemer in verhouding laag zijn, en of de activiteiten aantrekkelijk zijn voor flexibele vrijwilligers. Op basis van het aantal punten dat eiseres hiervoor heeft gekregen is zij in de rangschikking op plek 25 terecht gekomen, terwijl het subsidieplafond al voor plek 24 was bereikt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het oneens met de toekenning van de punten door verweerder op meerdere onderdelen. Ten aanzien van de cofinanciering kon eiseres in de aanvraag slechts een zeer beperkt deel van de inkomsten opnemen, omdat eiseres in de veronderstelling verkeerde dat de cofinanciering rechtstreeks betrekking moest hebben op de activiteiten die in de aanvraag worden genoemd. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen punten toegekend voor goed vrijwilligersbeleid, omdat eiseres bezig is met het verkrijgen van het Haags Keurmerk voor Vrijwilligersorganisaties. Ook heeft verweerder ten onrechte geen punten toegekend voor de kosten per deelnemer. Verweerder heeft daarin niet meegenomen dat het aanbod van eiseres veel breder is dan een gemiddeld buurthuis en dat eiseres met dit brede aanbod een belangrijke signalerende en filterende rol heeft die leidt tot een kostenbesparing op de eerstelijnsvoorzieningen. Verder is in de beoordeling ten onrechte aangegeven dat eiseres niet duidelijk zou hebben gemaakt dat haar activiteiten aantrekkelijk zijn voor flexibele vrijwilligers. Dat dit zo is, kan worden afgeleid uit de 95 flexibele vrijwilligers die vaak jarenlang betrokken blijven bij de stichting. Tot slot heeft het besluit om in het geval van een geringer aantal punten in het geheel geen subsidie toe te kennen, in plaats van minder subsidie dan was aangevraagd, vergaande gevolgen voor eiseres. Bij het wegvallen van haar activiteiten vreest zij voor verbrokkeling van de sociale cohesie tussen de oudere leden van de Chinese gemeenschap in Den Haag en voor toenemende vereenzaming. Eiseres bevindt zich in een transitieproces om in de toekomst minder afhankelijk te zijn van gemeentelijke subsidies, maar het wegvallen van de subsidie betekent dat de eindstreep van dit proces niet zal worden behaald.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Puntentoekenning
Cofinanciering
4. In de Subsidieregeling is cofinanciering gedefinieerd als ‘bijdrage die een aanvrager met eigen financiële middelen of middelen in natura, financiële middelen van derden of middelen in natura alsmede subsidie op grond van andere regelingen levert aan de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd’. Verweerder heeft gelet hierop terecht gesteld dat hieruit niet volgt dat de cofinanciering rechtstreeks betrekking moet hebben op de activiteiten in de aanvraag.
Dat eiseres bij de subsidieaanvraag wel in deze veronderstelling was, en daarom niet alle inkomsten heeft opgenomen, is een ongelukkig misverstand. Maar dat laat onverlet dat verweerder deze inkomsten niet alsnog heeft kunnen betrekken bij de beslissing op bezwaar. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van de posten zoals opgenomen in de bij de aanvraag overgelegde begroting. De subsidieaanvragen in de categorie waarin eiseres een aanvraag heeft gedaan, zijn beoordeeld via een zogenoemd tendersysteem. Een tendersysteem houdt in dat alle ingediende aanvragen ten opzichte van elkaar inhoudelijk worden vergeleken en vervolgens in een rangorde worden geplaatst, in het licht van het doel van de subsidie. Van het beschikbare subsidiebudget hangt vervolgens af welke in de rangorde opgenomen aanvragen kunnen worden gehonoreerd. Dit systeem brengt mee dat aanvragers niet na afloop van de periode waarbinnen de aanvraag kon worden ingediend met aanvullende informatie kunnen komen.
Vrijwilligersbeleid
5. De beroepsgrond dat verweerder ten onrechte geen punten heeft toegekend voor goed vrijwilligersbeleid, slaagt niet. Verweerder heeft namelijk het advies van de bezwaarschriftcommissie gevolgd en heeft drie punten (in plaats van 0) gegeven voor het vrijwilligersbeleid. Dat in het bestreden besluit staat dat het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard, merkt de rechtbank aan als kennelijke verschrijving, omdat uit het besluit duidelijk blijkt dat verweerder het advies van de bezwaarschriftcommissie ten aanzien van het vrijwilligersbeleid volgt.
Kosten per deelnemer
6. In de Subsidieregeling staat dat één van de criteria voor het toekennen van punten is dat de kosten laag zijn. Lage kosten blijken uit het feit dat er bij de aanvrager, in verhouding tot het aangevraagde subsidiebedrag, minder kosten per unieke deelnemer worden gemaakt dan gemiddeld bij alle aanvragers gezamenlijk het geval is. De Subsidieregeling is een algemeen verbindend voorschrift en bevat geen voorschrift op grond waarvan verweerder bevoegd is om af te wijken van de criteria voor het toekennen van punten. Niettemin kan de rechtbank tot het oordeel komen dat verweerder gehouden was een in de Subsidieregeling opgenomen voorschrift buiten toepassing te laten, als toepassing daarvan in dit geval kennelijk onredelijk is. De rechtbank moet hierbij terughoudend zijn. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat toepassing van het criterium voor lage kosten uit de Subsidieregeling in het geval van eiseres onredelijk is.
Flexibele vrijwilligers
7. Een ander criterium voor het toekennen van punten is dat de activiteiten die worden aangeboden aantrekkelijk zijn voor flexibele vrijwilligers. Verweerder heeft in de Subsidieregeling bepaald op welke wijze de aantrekkelijkheid voor flexibele vrijwilligers kan blijken, namelijk de mogelijkheden die vrijwilligers hebben om verschillend vrijwilligerswerk te kiezen, zelf de duur van hun inzet te kunnen bepalen en te bepalen wanneer ze vrijwilligerswerk willen doen. Verweerder heeft eiseres hiervoor nul punten kunnen toekennen omdat in de aanvraag niet op deze drie punten is ingegaan.
Onevenredige gevolgen volledige weigering van subsidie
8. Omdat de beroepsgronden tegen de puntentoekenning niet slagen, heeft verweerder, gelet op de plek van eiseres in de rangschikking, de subsidieaanvraag van eiseres moeten weigeren omdat het subsidieplafond al bereikt was. In artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) staat dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Dit is een dwingende bepaling in een wet in formele zin, waardoor verweerder niet de mogelijkheid heeft om hiervan af te wijken bijvoorbeeld door een gedeeltelijke toekenning van de subsidie. Een dwingende bepaling in een wet in formele zin kan niet aan het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 3:4 van de Awb worden getoetst. [1] Als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever kan aanleiding bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Dat is het geval wanneer de niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. [2] Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in het geval van eiseres geen bijzondere omstandigheden voor die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. De consequentie van deze bepaling dat bepaalde aanvragers hierdoor volledig uitgesloten zijn van subsidie en zij als gevolg hiervan mogelijk hun activiteiten moeten staken, kan de wetgever niet ontgaan zijn. Daarom moet worden aangenomen dat hij de gevolgen van die toepassing van deze bepaling heeft bedoeld en voorzien.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.
2.Idem, r.o. 9.11.