ECLI:NL:RBDHA:2025:16658
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 september 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van de toegekende uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering omdat zij slachtoffer was van huiselijk geweld. Verweerder, de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, had op 28 oktober 2024 een uitkering van € 5.000,- toegekend in letselcategorie 3, maar eiseres was van mening dat zij recht had op een uitkering in letselcategorie 4 vanwege blijvende psychische hinder.
De rechtbank heeft op 19 augustus 2025 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden de uitkering in letselcategorie 3 heeft toegekend. Volgens de Wsg kunnen uitkeringen worden gedaan aan slachtoffers van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven die ernstig lichamelijk of geestelijk letsel hebben opgelopen. Verweerder heeft beleidsruimte om de hoogte van de uitkering te bepalen, en in dit geval heeft hij de Letsellijst en de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven geraadpleegd.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding was voor verweerder om eiseres een uitkering in letselcategorie 4 toe te kennen, omdat eiseres geen medische rapportage heeft overgelegd die de ernst van haar psychische klachten aantoont. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.