ECLI:NL:RBDHA:2025:16664
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025, wordt het beroep van een Eritrese eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een overdracht naar Zwitserland zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid. De rechtbank benadrukt dat de minister mag uitgaan van het vermoeden dat lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen, zoals vastgelegd in de Dublinverordening. De eiser had geen concrete aanwijzingen over de tekortkomingen in het Zwitserse asiel- en opvangsysteem kunnen aanvoeren. De rechtbank concludeert dat de minister geen aanleiding had om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken, en dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.