Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een voorlopige voorziening toegewezen aan [verzoekster], die in een bedreigende situatie verkeerde door een aangekondigde ontruiming van haar huurwoning op 3 september 2025. [verzoekster] had de rechtbank verzocht om de ontruiming voor zes maanden te verbieden, zodat zij de kans kreeg om een minnelijk traject voor haar schulden af te ronden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien de ontruiming op korte termijn zou plaatsvinden. Tijdens de zitting op 4 september 2025 werd vastgesteld dat [verzoekster] hulp had gezocht bij verschillende instanties en dat zij een aanvraag voor onderbewindstelling had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de betaling van de huurtermijnen voldoende gegarandeerd was, mede door een voorschot van het UWV. De belangenafweging tussen [verzoekster] en de verweerders leidde tot de beslissing om het verzoek toe te wijzen, zodat [verzoekster] de gelegenheid kreeg om haar schuldenproblematiek aan te pakken. De rechtbank bepaalde dat de voorziening vervalt na zes maanden en dat de schuldhulpverlener verslag moet uitbrengen aan de rechtbank.