ECLI:NL:RBDHA:2025:16705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
C/09/659601 / HA ZA 24-38
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake dwaling en mededelingsplicht bij aandelenoverdracht tussen IT-bedrijven

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een tussenvonnis in een civiele procedure tussen verschillende vennootschappen die betrokken zijn bij een aandelenoverdracht. De eiseressen, Vooruit Groep B.V. en Vooruit Leiderdorp B.V., hebben een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] B.V. en andere gedaagden, waaronder Dutch IT Services Group B.V., naar aanleiding van een beroep op dwaling en schending van de mededelingsplicht. De zaak betreft de aankoop van aandelen in Four IT Holding, waarbij de eiseressen stellen dat zij niet volledig zijn geïnformeerd over de financiële situatie en onregelmatigheden binnen de vennootschappen. De rechtbank heeft op 27 augustus 2025 een tussenvonnis gewezen, waarin de feiten van de zaak zijn uiteengezet, evenals de procedurele stappen die zijn genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onregelmatigheden zijn geconstateerd in de relatie tussen Four IT en KPN, de grootste klant van de vennootschappen. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De vorderingen van de gedaagden in reconventie zijn ook besproken, waarbij zij onder andere betaling van een Earn-Out en managementvergoedingen vorderen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de kantonrechter voor de behandeling van de vorderingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/659601 / HA ZA 24-38
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van

1.VOORUIT GROEP B.V. (VOORHEEN FOUR IT HOLDING B.V.)te Huizen,

2.
VOORUIT LEIDERDORP B.V. (VOORHEEN FOUR IT B.V.)te Leiderdorp,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
3,
DUTCH IT SERVICES GROUP B.V.te Amsterdam,
interveniënt,
verweerster in reconventie
advocaat mr. A. Rosielle te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.te Leiderdorp,

2.
[gedaagde 2] B.V.te Leiderdorp,
3.
[gedaagde 3] B.V.te Leiderdorp,
4.
[gedaagde 4]te Leiderdorp,
5.
[gedaagde 5]te Leiderdorp,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.I. Reznitchenko te Rotterdam.
Partijen zullen hierna afzonderlijk (en in navolging van partijen deels onder de oude (bedrijfs)namen) worden aangeduid als Four IT Holding, Four IT, Dutch IT Group, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] . Four IT Holding en Four IT zullen gezamenlijk worden aangeduid als Four IT c.s. en gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie gezamenlijk als [gedaagden] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 december 2023, met producties 1 t/m 31;
  • de akte nadere producties van Vooruit Groep c.s., met producties 33 t/m 34;
  • de akte houdende overlegging aanvullende producties van [gedaagden] c.s., met producties 13 t/m 16;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie tevens houdende verzoek tot oproeping derde ex artikel 118 Rv, met producties 17 t/m 123;
  • de conclusie van antwoord in incident (tot referte);
  • het vonnis in het incident van 2 oktober 2024;
  • de conclusie van eis jegens Dutch IT Group na interventie ex art. 118 Rv, met producties 124 t/m 127;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 35 t/m 53;
  • tussenvonnis van 15 januari 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • akte eiswijziging tevens nadere producties van eisers, met producties 53 t/m 55;
  • akte houdende overlegging nadere producties en vermeerdering van eis van gedaagden, met producties 128 t/m 135;
  • akte overlegging nadere productie van Vooruit Groep c.s., met productie 56;
  • akte vermeerdering van eis van [gedaagden] c.s., met productie 136;
  • akte overleggen producties van [gedaagden] c.s., met productie 137.
1.2.
Op 18 april 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en hebben daarbij gebruikgemaakt van spreekaantekeningen, die zij aan de rechtbank hebben overhandigd. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd.

2.De feiten

2.1.
Four IT is in 2015 opgericht door [gedaagde 5] . Four IT is actief in de markt voor IT-dienstverlening in de breedste zin van het woord. Sinds de oprichting van Four IT is KPN de grootste klant en vertegenwoordigt zij een groot deel van de omzet van de Vennootschappen.
2.2.
[gedaagde 5] en diens vader [gedaagde 4] houden via hun houdstermaatschappijen [gedaagde 3] en [gedaagde 2] de aandelen in [gedaagde 1] . Sinds juni 2018 was [gedaagde 1] enig aandeelhouder en bestuurder van Four IT, Four IT Projects B.V. en [bedrijf 1] B.V. (hierna gezamenlijk te noemen: de Vennootschappen).
2.3.
Op 8 juli 2022 heeft Four IT Holding (toen nog geheten Dutch IT Services B.V.) van [gedaagde 1] de door [gedaagde 1] gehouden aandelen in de Vennootschappen gekocht (hierna: de Koopovereenkomst) en geleverd gekregen. Vanaf dat moment is Four IT Holding enig bestuurder van Four IT. Dutch IT Group B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van Four IT Holding.
2.4.
De koopprijs van de aandelen in de Vennootschappen is de som van de basiskoopprijs en de Earn-Out, zoals bepaald in artikel 2.4 van de Koopovereenkomst:
de basiskoopprijs van € 13.765.558; en
de Earn-Out van maximaal € 3.000.000 afhankelijk van de realisatie van de voorwaarden zoals neergelegd in artikel 2.5 tot 2.9 van de Koopovereenkomst.
Een deel van de basiskoopprijs van € 2.500.000 werd omgezet in een achtergestelde lening van € 2.500.000 van [gedaagde 1] aan Four IT Holding (hierna: de Vendor Loan). In artikel 2.5 van de Koopovereenkomst is de berekening van de Earn-Out vastgelegd.
2.5.
De Earn-Out is afhankelijk gesteld van de EBITDA (earnings before interest, taxes, depreciation and amortization) van de vennootschappen over 2022 en 2023, bestaande uit:
“(…) het (samengevoegde/volledige geconsolideerde) bedrijfsresultaat van de Vennootschappen voor afschrijving en amortisatie goodwill (maar na afschrijving en amortisatie van software en gecorrigeerd voor mogelijke gekapitaliseerde personeelskosten) en zonder additionele normalisaties en acquisities, op basis van bestendige gedragslijnen welke ook in de voorafgaande boekjaren zijn gevolgd (en dus zonder stelselwijzigingen en fundamentele verandering ten opzichte van de twee voorafgaande boekjaren en verder in overeenstemming met artikel 2.6.2.”
2.6.
De Koopovereenkomst bevat een aantal garanties, waaronder het volgende:
[gedaagde 1] heeft aan Vooruit Groep alle informatie versterkt betreffende de Vennootschappen die van belang zou kunnen zijn voor een potentiële koper en voor een potentiële (indirecte) aandeelhouder;
alle door of namens [gedaagde 1] bekendgemaakte informatie is juist, en niet misleidend;
alle door de Vennootschappen gesloten overeenkomsten zijn geldig en afdwingbaar;
de Vennootschappen leven in alle opzichten na, en hebben in alle opzichten nageleefd, alle bij of krachtens wet- en regelgeving geldende, of door enige toezichthouder, branche- of beroepsorganisatie gestelde voorschriften.
Artikel 7.1 van de Koopovereenkomst bepaalt dat [gedaagde 1] als verkoper jegens Four IT Holding als koper heeft gegarandeerd dat bovenomschreven garanties juist en niet misleidend zijn.
2.7.
[gedaagde 5] en [gedaagde 4] zijn na de transactie aangebleven als adviseurs van Four IT Holding. Daartoe zijn op 8 juli 2022 managementovereenkomsten gesloten tussen enerzijds Dutch IT Groep (de moedervennootschap en bestuurder van Four IT Holding) en anderzijds [gedaagde 3] en [gedaagde 2] . De managementovereenkomst met [gedaagde 3] is aangegaan voor onbepaalde tijd. [gedaagde 3] heeft op grond van die managementovereenkomst recht op € 12.500 (exclusief btw) per maand als managementvergoeding. De managementovereenkomst met [gedaagde 2] is aangegaan voor één jaar. [gedaagde 2] heeft op grond van deze managementovereenkomst recht op € 1.500 (exclusief btw) per maand als managementvergoeding.
2.8.
Op 15 januari 2021 hebben [gedaagde 1] en Four IT een huurovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde 1] aan Four IT een bedrijfsruimte in Leiderdorp verhuurt. Four IT is in dit kader een huurprijs van € 2.057 per maand verschuldigd. Partijen zijn overeengekomen dat de huur met wederzijds goedvinden per 1 januari 2025 is geëindigd. Four IT heeft niet alle huurtermijnen voldaan.
2.9.
Het nieuwe bestuur van Four IT heeft na de overname aanwijzingen in de administratie van Four IT aangetroffen die konden duiden op onregelmatigheden in de relatie met een klant van Four IT. Four IT Holding ontdekte in april 2023 dat er ‘strippenkaarten’ bestonden, die buiten de boekhouding (extracomptabel) werden bijgehouden.
2.10.
Op 11 mei 2023 heeft Four IT Holding, via haar advocaat, opdracht gegeven aan Grant Thornton om deze onregelmatigheden te onderzoeken. Grant Thornton heeft onderzoek gedaan naar “alle relevante feiten en omstandigheden inzake het gebruik van de strippenkaarten binnen Four IT, waaronder het ontstaan van de tegoeden alsook (de communicatie omtrent) de interne registratie en wijze van gebruik van de strippenkaarten”.
2.11.
Grant Thornton heeft in het kader van het onderzoek de beschikking gehad over de digitale financiële administratie van Four IT, een export van de volledige Microsoft Office 365 omgeving van Four IT (inclusief toegang tot de e-mailaccounts van alle medewerkers van Four IT), screenshots verkregen uit de orderadministratie van Four IT en fysieke administratie van Four IT.
2.12.
Tijdens het onderzoek heeft Grant Thornton naar aanleiding van ontwikkelingen in het onderzoek verschillende personen aangemerkt als betrokkenen, waaronder op 5 juni 2023 [gedaagde 4] en [gedaagde 5] . De betrokkenen zijn uitgenodigd om op gesprek te komen. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] hebben geen gevolg gegeven aan deze uitnodiging.
2.13.
Eveneens op 5 juni 2023 heeft Four IT Holding [gedaagde 1] geïnformeerd dat mogelijk sprake is van meerdere inbreuken op garanties uit de Koopovereenkomst. Tevens zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 5] op non-actief gesteld en heeft Dutch IT Services Group B.V. de betalingen uit hoofde van de managementovereenkomsten met [gedaagde 3] en [gedaagde 2] stopgezet.
2.14.
Grant Thornton heeft alle betrokkenen in de periode van 30 juni tot en met 7 juli 2023 gelegenheid geboden tot inzage in de voorlopige bevindingen. Hen is gevraagd om daar een inhoudelijk reactie op te geven. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] hebben gebruik gemaakt van deze inzagemogelijkheid. Zij hebben daarop niet inhoudelijk gereageerd.
2.15.
Dutch IT Services Group B.V. heeft bij brief van 31 augustus 2023 de managementovereenkomst met [gedaagde 3] met onmiddellijke ingang opgezegd. De brief bevat het volgende omtrent de reden voor opzegging:
“Dutch IT ontving onlangs het conceptrapport van Grant Thornton. Daaruit zijn gedragingen gebleken die niet passen binnen de reguliere bedrijfsvoering van Four IT, waarvan het zakelijk karakter niet eenduidig is vast te stellen en/of strijdig zijn met interne procedures (van klanten) van Four IT. Zonder volledigheid te pretenderen stuitte Grant Thornton op het volgende:
 Ontwijken van de reguliere inkoopprocedure bij KPN;
 Betalen van facturen van derden die mogelijk niet authentiek afkomstig zijn van deze derde partijen;
 Leveren van artikelen voor privégebruik;
 Kunstmatig ophogen van prijzen of aantallen van geoffreerde en factureerde artikelen om daarmee op niet-transparante wijze ruimte te creëren voor het vormen van tegoeden;
 Betalen van consultancy fees aan entiteiten die zijn geleerd aan medewerkers van KPN;
 Mogelijk handelen in strijd met bepalingen uit de Bedrijfscode en/of de Supplier Code of Conduct van KPN.
Het voorgaande kan leiden tot ernstige schade voor Four IT en haar aandeelhouders, onder andere doordat de geldigheid van overeenkomsten met grote cliënten mogelijk kan worden aangetast.
Mede gelet op de ernst van de gedragingen die geconstateerd zijn in de (voorlopige) bevindingen en je houding gedurende het onderzoek is Dutch IT genoodzaakt de Overeenkomst van Opdracht conform artikel 5.1 sub d van diezelfde overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Dutch IT stelt vast dat zowel [gedaagde 3] Holding B.V., als jij als manager dusdanig ernstig zijn tekortgeschoten in de verplichtingen die voortvloeien uit de Overeenkomst van Opdracht en reeds op basis van de (voorlopige) bevindingen duidelijk is geworden dat herstel blijvend onmogelijk is. Zo wordt zowel van [gedaagde 3] Holding B.V. en jou als manager op grond van artikel 9.3 van de Overeenkomst van Opdracht verwacht je te onthouden van actief waardoor de bedrijfsvoering van de opdrachtgever nadelig beïnvloed zou
kunnenworden.”
2.16.
Op 11 augustus heeft Grant Thornton haar voorlopige bevindingen neergelegd in een conceptrapport, dat zij heeft uitgebracht aan de advocaat van Four IT. Op 27 oktober 2023 is het conceptrapport aan alle betrokkenen aangeboden voor wederhoor. Na een vonnis in kort geding waarin zij daartoe is veroordeeld, heeft Four IT Holding op 17 november 2023 ook de bijlagen bij het conceptrapport aan [gedaagden] c.s. verstrekt. [gedaagden] c.s. hebben niet gereageerd op het conceptrapport.
2.17.
Op 12 december 2023 heeft Grant Thornton de resultaten van het onderzoek vastgelegd in een eindrapport (hierna: het Eindrapport). In de managementsamenvatting van het Eindrapport is het volgende opgenomen:
“3. Samenvatting voorlopige bevindingen ten aanzien van tegoeden
Op basis van de door ons uitgevoerde werkzaamheden stellen wij vast dat er binnen Four IT gedurende meerdere jaren sprake was van het gebruik van tegoeden ten behoeve van klanten in de vorm van ‘strippenkaarten’ of ‘potjes’ die voor een groot deel van de tijd extracomptabel werden bijgehouden. De tegoeden hadden vrijwel uitsluitend betrekking op de relatie tussen Four IT en haar klant KPN. De tegoeden werden gebruikt om levering van diensten en producten te faciliteren. Een deel van dit gebruik lijkt te passen bij het doel: het snel oplossen van storingen mogelijk te maken. De strippenkaarten die uitsluitend voor dit doel gebruikt zijn, duiden wij aan als reguliere strippenkaarten. Naast KPN hebben we in het onderzoek één andere klant aangetroffen waarbij sprake lijkt te zijn van een regulier gebruik van strippenkaarten.
Daarnaast blijkt ook sprake te zijn van transacties via de strippenkaarten/potjes waarvan de opboeking van tegoeden niet altijd navolgbaar is en in ieder geval niet transparant voor de klant. Op deze strippenkaarten is ook het zakelijk karakter van de bestedingen niet eenduidig vast te stellen, dan wel is sprake van transacties die niet passend lijken te zijn bij de reguliere bedrijfsvoering van Four IT. Naast KPN hebben we één andere externe persoon in het onderzoek aangetroffen, waarbij sprake lijkt de zijn van dergelijk niet passend gebruik.
De wijze waarop de tegoeden werden gevormd en het gebruik werd bijgehouden en geregistreerd verschilt in de loop van de tijd.
In de verschillende perioden en verschillende wijzen van boeken van tegoeden in de vorm van ‘strippenkaarten’ of ‘potjes, hebben wij de volgende totalen aangetroffen waarbij we een deel van de transacties in detail hebben onderzocht:
Wijze van boeken/periode
Opboekingen (EUR)
Waarvan in detail onderzocht (EUR)
Afboekingen (EUR)
Waarvan in detail onderzocht (EUR)
Materiaallijst (2015-2017)
516.917,18
506.917.18
- 499.355,88
195.987,98
Intracomptabele verwerking (2018-2019)
129.934,86
129.934,86
- 129.950,54
- 94.821,93
Niet reguliere strippenkaarten (2018-2022)
264.797,82
175.729,17
- 221.348,53
- 98.586,24
(…)
4. Bevindingen ten aan zien [sic] van entertainment in relatie tot klanten van Four IT – F1 evenementen.
Op basis van onderzoekswerkzaamheden hebben wij vastgesteld dat er sinds de oprichting in 2015 binnen Four IT kosten worden geboekt in relatie tot Formule 1 evenementen. De kosten voor deze evenementen betreffen reiskosten naar de locatie, overnachtingen en een hotel, toegang tot het circuit en verdere kosten die ter plekke gemaakte worden voor bijvoorbeeld een diner. Uit interne en externe e-mailcommunicatie maken wij op dat de deelnemers aan deze reizen in wisselende samenstelling medewerkers van Four IT, KPN en andere bedrijven zijn. In een enkel geval worden voor een KPN-medewerker ook de kosten voor familieleden naar het F1 evenement door Four IT voldaan. De gemaakte kosten worden ofwel volledig door Four IT gedragen en lijken deels of geheel doorbelast aan KPN. Voor zover de kosten ten laste van KPN zijn gebracht, is dat gebeurd middels afboekingen van de hiervoor beschreven strippenkaarten, de specifieke grootboekrekening en de materieellijst. In een aantal gevallen zien we dat ook de kosten in relatie tot deelnemers vanuit Four IT ten laste van de tegoeden op de strippenkaart respectievelijk materiaallijst worden gebracht.
5. Relaties tussen personen en entiteiten
Op basis van onderzoek in open bronnen hebben wij vastgesteld dat tussen meerdere personen en entiteiten die wij in het onderzoek hebben aangetroffen relaties (hebben) bestaan. In combinatie met de bevindingen ten aanzien van het gebruik van tegoeden en het bezoeken van evenementen zouden deze relaties kunnen duiden op mogelijk belangenverstrengeling.”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Four IT Holding vordert – samengevat en na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
voor recht verklaart dat Four IT Holding heeft gedwaald bij het aangaan van de Koopovereenkomst;
[gedaagde 1] veroordeelt tot betaling aan Four IT Holding van een bedrag van € 6.996.000 ter zake te hoge Koopprijs en, voorlopig begroot, € 625.000 aan kosten ter vaststelling nadeel, ter opheffing van het dwalingsnadeel ex artikel 6:230 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), althans betaling van een door de rechtbank in goede gemoede vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag na de opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
subsidiair
voor recht verklaart dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming van de Koopovereenkomst door inbreuk te maken op de Garanties;
[gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van de door Four IT Holding geleden schade ex artikel 6:74 BW, voorlopig begroot op € 6.996.000 en voorlopig begroot op € 625.000, althans betaling van een door de rechtbank in goede gemoede vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag na de opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
Four IT vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de verklaring voor recht dat [gedaagde 1] , [gedaagde 3] , [gedaagde 2] , [gedaagde 5] en [gedaagde 4] hoofdelijk aansprakelijk zijn ex artikel 2:9 jo. 2:11 BW voor de door Four IT geleden schade, nader op te maken bij staat;
voor begroting van de door Four IT geleden schade de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure.
Voorts verzoeken Four IT Holding en Four IT [gedaagden] c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Four IT Holding c.s. leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag.
Vorderingen i en ii
3.2.1.
Four IT Holding heeft gedwaald doordat [gedaagde 1] haar in het kader van de aandelenoverdracht onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd over de Vennootschappen. Zij vordert opheffing van het dwalingsnadeel door aanpassing van de koopprijs en vergoeding van overig geleden nadeel.
Vorderingen iii en iv
3.2.2.
Ook indien Four IT Holding geen beroep op dwaling zou toekomen, geldt dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de door Four IT Holding geleden schade omdat [gedaagde 1] verschillende garanties onder de Koopovereenkomst heeft geschonden.
Vorderingen v en vi
3.2.3.
Daarnaast is Four IT van mening dat [gedaagde 1] , de tussenliggende rechtspersoon-bestuurders en [gedaagde 5] en [gedaagde 4] aansprakelijk zijn voor de door Four IT geleden schade omdat zij hun taken als bestuurder jegens Four IT onbehoorlijk hebben vervuld.
3.3.
[gedaagden] c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Four IT c.s. in hun vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Four IT c.s. in primair de werkelijke proceskosten, althans subsidiair de gewone proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis is betaald.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] c.s. vorderen ten aanzien van Four IT Holding c.s. na eiswijziging - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: [1]
Four IT Holding veroordeelt tot betaling aan [gedaagde 1] van een bedrag van € 1.500.000 aan Earn-Out, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf de datum van deze conclusie tot de dag der algehele voldoening.
de verklaring voor recht dat de door Four IT Holding aan [gedaagde 1] verschuldigde Vendor Loan met onmiddellijke ingang wordt vermeerderd met een bedrag van € 1.500.000;
Four IT te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst van een bedrag van € 35.784, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de datum waarop de betalingstermijn van de respectieve facturen verstrijkt tot de dag der algehele voldoening;
Four IT te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van een bedrag van € 19.567,24 aan vergoeding van de schade aan het Gehuurde, te voldoen binnen veertien dagen na het in deze procedure te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 vanaf 31 januari 2025, althans vanaf 7 april 2025 tot de dag der algehele voldoening;
Four IT te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van een bedrag van € 3.400 aan gederfde huurinkomsten te voldoen binnen veertien dagen na het in deze procedure te wijzen vonnis en daarnaast ad € 1.700 per maand vanaf 1 april 2025 tot en met het moment waarop het Gehuurde is teruggebracht in de staat die bij aanvang van de huur in het proces-verbaal van oplevering is beschreven, beide te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot de dag der algehele voldoening;
te bepalen dat alle door Four IT Holding ten laste van [gedaagde 1] gelegde beslagen zijn opgeheven, althans eisers te bevelen om deze beslagen binnen 24 uur na het in deze procedure te wijzen vonnis op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag of gedeelte van de dag dat zij in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 250.000, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
de verklaring voor recht dat Four IT Holding door het leggen van conservatoir beslag ten laste van [gedaagde 1] een onrechtmatige daad heeft gepleegd en aansprakelijk is voor de door [gedaagde 1] dientengevolge geleden schade, ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
I. Four IT Holding c.s. te veroordelen (primair) tot betaling aan gedaagden van de werkelijke proceskosten van dit geding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans (subsidiair) tot betaling van de gewone proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis is betaald.
[gedaagden] c.s. vorderen ten aanzien van Dutch IT Group - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Dutch IT Group veroordeelt tot betaling aan [gedaagde 3] van een bedrag van € 107.808,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 23 oktober 2024 tot de dag der algehele voldoening;
Dutch IT Group veroordeelt tot betaling aan [gedaagde 2] van een bedrag van € 2.087,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 23 oktober 2024 tot dag der algehele voldoening;
Dutch IT Group veroordeelt tot betaling aan [gedaagden] c.s. van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis is betaald.
3.5.
[gedaagden] c.s. leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag.
Vorderingen B en C
3.5.1.
Four IT Holding komt de Koopovereenkomst ten onrechte niet na en moet worden veroordeelt tot nakoming daarvan. Op grond van de Koopovereenkomst moet Four IT Holding de volledige Earn-Out van € 3.000.000,- te betalen. Voor een gedeelte van € 1.500.000 geldt dat dit moet worden opgeteld bij het saldo van de Vendor Loan (vordering C). Het resterende deel van de verschuldigde Earn-Out van € 1.500.000 moet Four IT Holding aan [gedaagde 1] uitbetalen (vordering B).
Vorderingen D, E en F
3.5.2.
[gedaagde 1] verhuurt een bedrijfspand aan Four IT. Four heeft de huurtermijnen over de maanden februari 2024 tot 1 januari 2025 niet voldaan. [gedaagde 1] vordert onder D nakoming van de huurovereenkomst en veroordeling van Four IT tot betaling van de achterstallige huurtermijnen. Bij het einde van de huurovereenkomst is gebleken dat er schade is ontstaan aan het gehuurde, welke schade door Four IT vergoed dient te worden (vordering E). Als gevolg van deze schade kan het gehuurde (nog) niet opnieuw verhuurd worden, waardoor [gedaagde 1] schade lijdt in de vorm van gemiste huurinkomsten. Zij vordert onder F dat Four IT wordt veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
Vorderingen G en H
3.5.3.
Four IT heeft ten laste van [gedaagde 1] conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van [gedaagde 1] en op de door Four IT aan [gedaagde 1] verschuldigde huurtermijnen. Deze beslagen zijn gelegd zonder deugdelijke grondslag. Four IT Holding moet worden veroordeeld tot opheffing van de beslagen, op straffe van een dwangsom (vordering G). [gedaagde 1] heeft schade geleden als gevolg van deze beslagen, waarvoor Four IT Holding aansprakelijk is. De omvang van de schade moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure (vordering H).
Vorderingen J en K
3.5.4.
Dutch IT Groep is haar verplichtingen op grond van de met [gedaagde 3] en [gedaagde 2] gesloten managementovereenkomsten niet nagekomen. Zij dient te worden veroordeeld tot betaling van de op grond van die overeenkomsten verschuldigde managementvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Four IT Holding, Four IT en Dutch IT Groep voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten.

4.De beoordeling

Bevoegdheid van de rechtbank

Verwijzing van de vorderingen D, E en F naar de kantonrechter
4.1.
De vorderingen D, E en F in reconventie vloeien voort uit een tussen [gedaagde 1] en Four IT gesloten huurovereenkomst. Op grond van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) worden zaken betreffende een huurovereenkomst door de kantonrechter behandeld en beslist. Artikel 94 lid 2 Rv bepaalt dat als een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een (aard)vordering als bedoeld in artikel 93 onder c Rv is, deze vorderingen alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Deze regeling is ook van toepassing in zaken waarin een vordering in reconventie is ingesteld (artikel 94 lid 3 Rv).
4.2.
[gedaagden] c.s. hebben de rechtbank verzocht de gehele zaak – inclusief de vorderingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst – aan zich te houden en af te zien van verwijzing naar de kantonrechter. Zij hebben daarbij verwezen naar een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. [2] Four IT heeft zich daartegen verzet.
4.3.
Gelet op de in 4.1 beschreven wettelijke bevoegdheidsverdeling, ziet de rechtbank geen ruimte om de vorderingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst aan zich te houden. Anders dan in het door [gedaagden] c.s. aangehaalde zaak bij de rechtbank Oost-Brabant, is hier ook geen sprake van een “expliciet uitgesproken wens van beide partijen” de zaak niet te verwijzen naar de kantonrechter.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank (de onderhavige kamer voor andere zaken dan kantonzaken) niet bevoegd is van de vorderingen D, E en F in reconventie kennis te nemen. Aangezien de bedoelde vorderingen geen verband houden met de overige vorderingen in deze zaak en de samenhang tussen de vorderingen zich niet tegen afzonderlijke behandeling verzet, zal de rechtbank de behandeling van de vorderingen D, E en F op grond van artikel 71 Rv verwijzen naar de kamer voor kantonzaken.
In conventie
Gebruik van het Eindrapport van Grant Thornton
4.5.
Four IT c.s. baseren hun vorderingen in belangrijke mate op het door Grant Thornton verrichte onderzoek en de (voorlopige) onderzoeksbevindingen daaruit. [gedaagden] c.s. menen dat het onderzoek en de onderzoeksbevindingen van Grant Thornton gebrekkig zijn, de conclusies onjuist zijn en geen bewijs vormen voor de stellingen waarop Four IT c.s. hun vorderingen baseren. De bezwaren van [gedaagde 1] tegen het onderzoek komen samengevat neer het op volgende:
  • Het onderzoek is geen onafhankelijk, onpartijdig en objectief onderzoek, maar een onderzoek op verzoek van het bestuur van Four IT c.s. ten behoeve van de voorbereiding van een juridische procedure tegen Olivier Beheer c.s.
  • Het onderzoeksrapport bevat geen definitieve conclusies en/of constateringen ten aanzien van de door Four IT c.s. gestelde corruptie, omkoping, fraude, valsheid in geschrifte en machtsmisbruik van [gedaagden] c.s. Grant Thornton houdt juist nadrukkelijk de mogelijkheid open dat haar bevindingen onjuist of onvolledig kunnen zijn en naar aanleiding van aanvullend onderzoek zouden kunnen wijzigingen.
  • De financiële administratie van de Vennootschappen voorafgaand aan de overname had gebreken. Deze omstandigheid is bij het onderzoek buiten beschouwing gelaten.
  • Het onderzoeksrapport is gebaseerd op onjuiste (start)informatie, namelijk de aanname dat sprake zou zijn van centraal en nauwkeurig bijgehouden strippenkaarten waarop tegoeden werden aangehouden. Grant Thornton heeft onbetrouwbare brondocumenten geselecteerd, waar geen sluitende conclusies aan kunnen worden verbonden. Dit is een fundamenteel onjuist uitgangspunt dat aan het onderzoek ten grondslag ligt.
  • De kring van betrokkenen die in het kader van het onderzoek zijn gehoord, is te beperkt. Onder meer de personen die vóór de overname de boekhouding van de Vennootschappen voerden, zijn niet gehoord. Ook KPN is ten onrechte niet bij het onderzoek betrokken.
  • Het onderzoeksrapport miskent de interne bedrijfsprocessen bij KPN. Door dit interne bedrijfsproces was het voor individuele werknemers van KPN niet mogelijk om zichzelf of derden ten koste van KPN te bevoordelen.
4.6.
De rechtbank ziet in de door [gedaagden] c.s. aangevoerde bezwaren geen aanleiding om de onderzoeksbevindingen van Grant Thornton buiten beschouwing te laten. Zij motiveert dit als volgt.
4.7.
Het door Grant Thornton verrichte onderzoek heeft plaatsgevonden in opdracht van Four IT c.s. Dat betekent niet dat de onderzoeksresultaten om die reden buiten beschouwing moeten worden gelaten. De rechtbank constateert dat uit het Eindrapport blijkt dat Grant Thornton bij de opdracht de toepasselijke gedrags- en beroepsregels en de richtlijnen van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (VGBA), waaronder de fundamentele beginselen zoals vastgesteld door de VGBA en de praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken heeft toegepast. Die regels bieden bepaalde waarborgen voor zorgvuldig en onpartijdig onderzoek.
4.8.
De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat het onderzoek procedureel onzorgvuldig is uitgevoerd. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] zijn in het beginstadium van het onderzoek door Grant Thornton als betrokkene aangemerkt. Grant Thornton heeft hen herhaaldelijk en uitdrukkelijk de mogelijkheid geboden hun zienswijze te geven en aan hen inzage verstrekt in de bevindingen. [gedaagden] c.s. hebben geen inhoudelijke reactie gegeven en hebben evenmin personen aangedragen die als betrokkene zouden moeten worden gehoord. Ook in de onderhavige procedure zijn geen verklaringen overgelegd van personen die volgens [gedaagden] c.s. als betrokkene hadden moeten worden gehoord en die een ander licht op bepaalde zaken zouden kunnen werpen. Anders dan [gedaagden] c.s. hebben aangevoerd, is het onderzoek niet gebaseerd op een beperkt aantal onbetrouwbare brondocumenten, maar op de hiervoor onder 2.11 genoemde informatie. Four IT c.s. hebben weersproken dat het Eindrapport de bedrijfsprocessen van KPN miskent. Zij hebben daarbij gewezen op het Eindrapport, waarin melding is gemaakt van het ‘3 way match’ controlesysteem van KPN. KPN heeft daarnaast in een brief van 18 december 2024 (productie 53a van Four IT c.s.) meegedeeld dat door Grant Thornton onderzochte betalingen door KPN niet zijn uitgevoerd conform het gebruikelijke orderproces en dat geen ‘3 way match’ heeft plaatsgevonden.
4.9.
Aan [gedaagden] c.s. kan worden toegegeven dat Grant Thornton voorbehouden heeft gemaakt in het Eindrapport, waaronder een voorbehoud voor de mogelijkheid dat haar bevindingen onjuist of onvolledig kunnen zijn en naar aanleiding van aanvullend onderzoek zouden kunnen wijzigingen. De oplegbrief bij het Eindrapport vermeldt echter dat in het Grant Thornton ter beschikking staande onderzoeksmateriaal binnen de mogelijkheden van het onderzoek geen informatie is aangetroffen die een alternatieve interpretatie van de feiten onderbouwt. Het Eindrapport vermeldt dat Grant Thornton van mening is dat zij voldoende grondslag heeft verkregen ter onderbouwing van de in het Eindrapport opgenomen bevindingen.
4.10.
[gedaagde 1] voert terecht aan dat het Eindrapport geen ‘definitieve’ conclusies en/of constateringen bevat. Dat neemt uiteraard niet weg dat de rechtbank bij de beoordeling van de vorderingen van Four IT c.s. het Eindrapport en de daarin opgenomen feitelijke bevindingen in ogenschouw kan nemen en deze aan haar oordeel ten grondslag kan leggen, voor zover deze niet of niet naar behoren gemotiveerd weersproken zijn.
Welke conclusies kunnen worden getrokken uit het Eindrapport en het partijdebat daarover?
4.11.
In randnummer 2.17 zijn de voorlopige bevindingen uit het Eindrapport van Grant Thornton weergegeven. Four IT c.s. maken in navolging van het Eindrapport onderscheid tussen de volgende handelingen (door hen aangeduid als “de Verweten Gedragingen”):
het opzetten van vennootschappen met KPN-medewerkers, waarmee vervalste facturen zijn gericht aan Four IT;
het gebruik van onzakelijke strippenkaarten, waarmee – zonder dat hiervoor een zakelijke grondslag zou zijn – (luxe)goederen en diensten zouden zijn geleverd aan werknemers van KPN en IT-bedrijf Axians Nederland (in privé);
het gebruikt van een “Potje” en twee grootboekrekeningen, die zouden zijn gevuld met betalingen van KPN op vervalste facturen en afgeboekt met de levering van (luxe)goederen en diensten aan KPN-medewerkers (in privé);
het bekostigen van bezoeken aan Formule 1-evenementen voor KPN-medewerkers.
Hierna worden deze Verweten Gedragingen besproken en zal de rechtbank beoordelen in hoeverre die overeind blijven in het licht van het partijdebat daarover.
Ad a. Vennootschappen met KPN-medewerkers
4.12.
Grant Thornton heeft in de administratie van Four IT in totaal 70 facturen van AppData B.V. (hierna: AppData) aangetroffen voor een totaalbedrag van € 39.539,34. Deze facturen zijn gedateerd tussen 6 december 2016 en 10 maart 2020. De aandelen in AppData werden gehouden door [gedaagde 1] (50%), een vennootschap van KPN-medewerker [naam 1] (25%) en een vennootschap van KPN-medewerker [naam 2] (25%).
4.13.
Verder zijn 26 facturen aangetroffen van B4our B.V. (hierna: B4our) gedateerd tussen 18 januari 2016 en 5 oktober 2017 ten bedrage van in totaal € 19.204,91. De aandelen in B4our werden via hun persoonlijke vennootschappen gehouden door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Laatstgenoemde was niet bij KPN in dienst, maar werkte voor ICT-dienstverlener Axians Nederland.
4.14.
Grant Thornton heeft tot slot facturen aangetroffen van GBB B.V. (hierna: GBB) en LB B.V. (hierna: LB). [naam 1] was indirect enig aandeelhouder en bestuurder van GBB. [naam 2] was indirect enig aandeelhouder en bestuurder van LB. Vanuit zijn privé e-mailadres heeft [naam 1] onder meer een factuur gestuurd aan [gedaagde 4] voor “60 dagen consultancy” voor in totaal € 71.400. Four IT heeft deze factuur betaald. Vanuit LB is op soortgelijke wijze gefactureerd aan Four IT en ook deze factuur is betaald.
4.15.
Volgens Four IT blijkt uit de door Grant Thornton onderzochte administratie niet welke diensten door de betreffende vennootschappen zijn verricht althans welke zakelijke gronden daarvoor bestonden.
4.16.
[gedaagden] c.s. hebben aangevoerd dat AppData en B4our werkzaamheden hebben verricht voor Four IT en hebben facturen die op deze werkzaamheden zouden zien in het geding gebracht. Deze facturen zijn niet door Grant Thornton onderzocht. Zij hebben aangevoerd dat de werkzaamheden van B4our en AppData algemeen bekend waren binnen de Vennootschappen en hebben in dat kader verwezen naar een presentatie aan het personeel van de Vennootschappen waarin AppData is besproken. [gedaagden] c.s. hebben voorts foto’s van de bedrijfslocatie en voertuigen van Four IT overgelegd, waarop het logo van AppData zichtbaar is. GBB en LB hebben als onderaannemer van Four IT gefungeerd. [gedaagden] c.s. hebben een factuur van GBB aan Four IT overgelegd ten bedrage van € 86.394 en een (niet ondertekende) document getiteld “Opdrachtbevestiging Opbouw Cloud propositie 001”.
4.17.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat vennootschappen van KPN-medewerkers facturen hebben gestuurd aan Four IT en dat Four IT deze facturen heeft betaald. In deze procedure is onduidelijk gebleven welke (zakelijke) gronden er bestonden voor deze betalingen. Four IT c.s. hebben er terecht op gewezen dat er vraagtekens zijn te plaatsen bij een factuur van GBB voor “60 dagen consultancy” voor in totaal € 71.400, terwijl de persoon die de consultancywerkzaamheden zou hebben verricht een voltijds dienstverband bij KPN heeft. Verder staat niet ter discussie dat [gedaagde 1] met KPN-medewerkers heeft geparticipeerd in de vennootschap AppData.
Ad b. Onzakelijke strippenkaarten
4.18.
Four IT c.s. hebben aangevoerd dat uit het Eindrapport volgt dat naast de reguliere strippenkaarten sprake is van onzakelijk gebruik van strippenkaarten buiten de boekhouding om, de zogenaamde onzakelijke strippenkaarten. De onzakelijke strippenkaarten staan op naam van drie KPN-medewerkers ( [naam 1] , [naam 4] en [naam 5] ) en van de hiervoor genoemde [naam 3] . Volgens Four IT c.s. blijken de onzakelijke strippenkaarten niet alleen te zijn gebruikt voor bestedingen van KPN, maar ook voor privébestedingen van deze personen. Grant Thornton heeft samengevat het volgende geconstateerd ten aanzien van deze strippenkaarten.
4.18.1.
De strippenkaart genaamd “ [naam 1] ” had een startsaldo van € 28.897,79. Uit het onderzoek is geen verklaring gebleken voor dit startsaldo. In 2020 heeft een opboeking op de strippenkaart plaatsgevonden van € 17.680. Hierbij is de omschrijving gegeven van “2x ims server”. Afgaande op de omschrijving lijkt het saldo tot stand te zijn gekomen door middel van bij KPN ingekochte hardware. Grant Thornton is echter in de administratie van Four IT geen verwijzing naar de inkoop van deze twee servers tegengekomen. Aan deze opboeking liggen geen offertes, orders en/of facturen ten grondslag. Er is geen bewijs van ingekochte hardware bij KPN, terwijl er wel een bedrag is toegevoegd aan het tegoed op de strippenkaart.
Grant Thornton heeft vier afboekingen van deze strippenkaart onderzocht. [naam 1] heeft in november 2019 vanaf zijn privé e-mailadres aan [gedaagde 5] gevraagd om een offerte op te stellen voor twee iPhones, twee Garmin smart watches, twee Wifi buitencamera’s en twee licenties voor deze camera’s. Uit de administratie van Four IT blijkt niet dat KPN hiervoor een opdracht heeft gegeven. De offerte werd door Four IT opgemaakt en het bedrag van € 2.374,07 werd vervolgens afgeboekt van de strippenkaart.
In 2019 heeft [naam 1] vanaf zijn privé e-mailadres het verzoek aan [gedaagde 5] gedaan om facturen van in totaal € 24.203,72 te betalen. Uit het onderzoek van Grant Thornton volgt dat deze facturen onder andere zien op verschillende facturen voor iPhones/iPads en een factuur “F1 Barcelona”. Een andere factuur is van “Home Center” en ziet op twee bureaustoelen, een op maat gemaakt opbergmeubel en een zitbank. Fout IT c.s. merken op dat het zakelijke karakter van die facturen onduidelijk is en dat geen van deze bestedingen lijken te vallen binnen de reguliere bedrijfsvoering van KPN. In 2020 wordt een bedrag van € 1.633,35 afgeboekt van de strippenkaart “ [naam 1] ” gegrond op een interne order van 1 oktober 2019. Op de order staan een Green Egg barbecue en een laptophoes vermeld. De barbecue is afgeleverd op het privéadres van [naam 1] . Four IT c.s. concluderen dat de aanschaf van een barbecue niet past binnen de gebruikelijke zakelijk dienstverlening van KPN.
4.18.2.
De strippenkaart “ [naam 4] ” had een startsaldo van € 80.000 en één opboeking in 2020 van € 3.000. Voor de opboeking van € 80.000 is geen verklaring aangetroffen in de administratie van Four IT. De opboeking van € 3.000 zou zijn gebaseerd op een interne order van Four IT voor de opkoop van hardware van een bedrijf genaamd “The Hardware Company BV io” uit het onderzoek volgt dat er geen offerte, purchase order van KPN en/of factuur is aangetroffen voor deze opboekingen. [naam 4] heeft in een gesprek met de onderzoekers van Grant Thornton gezegd zelf geen weet te hebben van de opboekingen.
Grant Thornton heeft ten aanzien van de afboekingen de volgende bevindingen opgenomen in het Eindrapport. [naam 4] heeft vanaf zijn privé e-mailadres diverse consumentenelektronica zoals iPhones en Sonos geluidsapparatuur besteld. Er is een mutatie uit 2020 onderzocht waarbij in plaats van een ordernummer “Augustus” is vermeld en bij omschrijving “cash” staat. Het ging om een afboeking van € 14.000. In de grootboekadministratie van Four IT is geen transactie van € 14.000 teruggevonden en ook geen correspondentie over dit bedrag. [naam 4] heeft in geen gesprek met de onderzoekers van Grant Thornton gezegd niets te weten van deze transactie.
4.18.3.
De strippenkaart “ [naam 5] ” is in 2018 met een startsaldo van € 15.656,20 opgeboekt. Voor deze opboeking is geen offerte van Four IT of purchase order van KPN aangetroffen in de administratie van Four IT. Bovendien blijkt het bedrag op de strippenkaart te zijn geboekt zonder dat daar daadwerkelijk betaling voor is ontvangen. In 2020 is een bedrag van € 1.193 opgeboekt. Deze opboeking is gerelateerd aan een referentienummer dat ziet op een grotere inkooporder van KPN voor diverse hardware en het vernietigen of wissen van disks. Noch op de offerte van KPN, of op de interne order, purchase order of factuur is een referentie opgenomen naar een “tegoed”, “strippenkaart” of soortgelijke omschrijving, zoals dat volgende de systematiek van de strippenkaarten te verwachten zou zijn bij een opboeking. Grant Thornton heeft niet kunnen vaststellen op welke wijze deze order heeft kunnen leiden tot een opboeking op de strippenkaart van [naam 5] .
Uit de twee door Grant Thornton onderzochte afboekingen op deze strippenkaart volgen (wederom) bestellingen voor consumentenelektronica waarvan het vermoeden bestaat dat deze bestellingen onzakelijk zijn. Zo heeft [naam 5] meerdere Apple Watches (in 2020 voor in totaal € 1.768,33) en vijf iPhones (in 2022 voor in totaal € 5.122,70) besteld. De bestelling in 2022 kent als afleveradres het privéadres van [naam 5] .
4.18.4.
De strippenkaart van [naam 3] – die zoals gezegd niet voor KPN werkzaam was, maar voor ICT-dienstverlener Axians Nederland B.V. – had op de startdatum van de strippenkaart (21 april 2021) een saldo € 11.000. Grant Thornton heeft de grondslag van het startsaldo en andere opboekingen van deze strippenkaart niet kunnen achterhalen. [naam 3] heeft in een gesprek met de onderzoekers van Grant Thornton verklaard dat € 10.000 van dit bedrag zou zien op ingeleverde hardware. Grant Thornton heeft dat niet kunnen vaststellen.
In 2021 heeft [naam 3] onder meer een iPhone, twee Apple Watches, Sonos geluidsinstallatie en LG-televisie besteld. Volgens de gegevens van Four IT zijn deze bestellingen vervolgens geleverd op het privéadres van [naam 3] . Grant Thornton heeft geen correspondentie aangetroffen waaruit volgt waarom [naam 3] bij Four IT een tegoed heeft om deze spullen te kunnen bestellen. Uit het onderzoek volgt volgens Four IT c.s. het vermoeden dat deze bestellingen onzakelijk zijn.
4.19.
[gedaagden] c.s. hebben betwist dat de op- en afboekingen op de hiervoor besproken strippenkaarten zouden zien op omkoping van KPN-medewerkers. Zij hebben erop gewezen dat zij niet bekend zijn met de opgeboekte bedragen. Volgens [gedaagden] c.s. lijken deze opboekingen verband te houden met (retour)leveringen door KPN en/of derden aan Four IT. De afboekingen hebben geen betrekking op verstrekking door Four IT van goederen en diensten aan de genoemde KPN-medewerkers. [gedaagden] c.s. stellen dat het gebruikelijk was dat KPN allerlei producten via Four IT bestelde, zoals televisies, laptops, tablets, telefoons, digitale horloges, kantoormeubilair, fruitmanden en massages en overige zaken waaraan KPN behoefte had. Levering van goederen op thuisadressen duidt er niet noodzakelijkerwijs op dat een zakelijke grondslag voor die leveringen zou ontbreken. [gedaagden] c.s. hebben erop gewezen dat de betreffende KPN-medewerkers ook buiten hun dienstverband bij KPN werkzaamheden voor Four IT verrichtten (via B4our, AppData, GBB, LB of in privé). Als vergoeding voor deze werkzaamheden kwam het voor dat deze medewerkers goederen ontvingen van Four IT, die zij bestelden via Four IT. Ten aanzien van [naam 3] , die niet werkzaam was bij KPN, ontbreekt een verband met de klantrelatie met KPN, aldus nog steeds [gedaagde 1] .
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven wat de grondslag van de opboekingen op de hiervoor besproken strippenkaarten is. Als deze opboekingen – zoals [gedaagden] c.s. aanvoeren – hun grondslag vinden in (retour)levering van producten van KPN aan Four IT, dan lijkt KPN gerechtigd tot dit saldo. De levering door Four IT van door KPN-medewerkers bestelde consumentenelektronica op hun privéadressen levert op zichzelf beschouwd reeds vragen op. Dat wordt nog eens versterkt door de afboeking van de waarde van die goederen van tegoeden waarvan aannemelijk is dat KPN daarvoor heeft betaald. Four IT heeft aan de hand van door KPN verricht onderzoek weersproken dat het gebruikelijk was dat Four IT door KPN werd ingeschakeld voor de inkoop van consumentenelektronica en privé-goederen. De rechtbank concludeert dat het er sterk op lijkt dat betrokken KPN-medewerkers en [naam 3] via Four IT privégoederen hebben aangeschaft, waarvan de kosten ten laste van KPN zijn gekomen, zonder dat daarvoor een zakelijke grondslag bestond. Anders dan [gedaagden] c.s. aanvoeren, kunnen mogelijk door KPN-medewerkers in privé (via privé-vennootschappen) verrichte werkzaamheden voor Four IT ook geen rechtvaardiging vormen voor deze betalingen in natura. Niet valt immers in te zien waarom KPN zou moeten betalen voor deze werkzaamheden die de betreffende medewerkers voor Four IT hebben verricht.
c. het gebruik van een “Potje” en twee grootboekrekeningen
4.21.
Four IT c.s. stellen dat uit het onderzoek van Grant Thornton blijkt dat reeds voordat gebruik werd gemaakt van de strippenkaartenmethodiek, er gebruik werd gemaakt van een materiaallijst, die door medewerkers van Four IT werd aangeduid als “het potje” (hierna: het Potje). Uit het onderzoek volgt dat de systematiek van de materiaallijst hetzelfde lijkt als de werkwijze van de strippenkaarten, in die zin dat er opboekingen zijn (toename saldo) en afboekingen (afname saldo) die worden bijgehouden in een extracomptabel Excel-overzicht. Grant Thornton heeft zes opboekingen in de periode van 2015-2017 in detail onderzocht en heeft geconcludeerd dat een zakelijk onderbouwing voor die opboekingen ontbreekt, althans dat de administratieve onderbouwing onbegrijpelijk is. Daar waar bij gebruik van reguliere strippenkaarten steeds uitdrukkelijk wordt vermeld in purchase orders en facturen dat het bedrag ziet op het opboeken of afboeken van een bedrag van het saldo, vermelden de zes opboekingen van het Potje geen enkele verwijzing naar op- of afboeken. Integendeel, de opboekingen verwijzen steeds naar levering van artikelen. Op basis van de beschikbare informatie heeft Grant Thornton voor geen van de zes opboekingen kunnen vaststellen dat ook daadwerkelijk sprake is geweest van het bestellen en leveren van artikelen. De werkwijze lijkt volgens Four IT c.s. steeds dezelfde te zijn geweest: purchase orders van KPN worden, op voordracht van medewerkers bij KPN, aangepast in die zin dat er artikelen worden besteld en betaald door KPN aan Four IT, maar niet daadwerkelijk worden geleverd. Four IT stelt dat het Potje hoogstwaarschijnlijk is gevuld met betalingen die KPN heeft verricht op valse facturen, opgesteld door de heren Olivier, in opdracht van KPN-medewerkers, waarbij soms zelf uitdrukkelijk is vermeld dat de doelstelling van de opboeking is “om de pot te vullen”.
Four IT stelt dat uit het Grant Thornton onderzoek blijkt dat het Potje werd aangewend om 138 betalingen te verrichten, waarvan Grant Thornton er twaalf nader heeft onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat van deze twaalf afboekingen niet kan worden vastgesteld dat deze zijn verricht in de normale zakelijke uitvoering van de werkzaamheden van KPN en Four IT. De twaalf afboekingen lijken volgens Four IT c.s. alle betrekking te hebben op niet-zakelijke betalingen. Four IT betaalt facturen van derde partijen, ontvangen van medewerkers van KPN, uit het Potje:
Facturen van aan KPN-medewerkers gelierde vennootschappen, zoals een factuur van GBB ter waarde van € 71.400 en een factuur van LB ter waarde van € 10.800 (zie hiervoor onder 4.14).
Facturen van andere derden, die zien op de aankoop van artikelen die kwalificeren als consumentenelektronica zoals iPhones, iPads, Apple Watches en andere telefoons. Gelet op de aantallen en regelmatige levering op privéadressen, bestaat er bij Four IT c.s. twijfel over de zakelijkheid van die aankopen.
Op verzoek van [naam 1] wordt een factuur van € 2.084,98 van een zeilmakerij door Four IT uit het Potje betaald.
Er is een bedrag van € 29.500,85 uit het Potje voldaan door Four IT, op basis van twee facturen die afkomstig zouden zijn van Toerkoop en een van De Vrij B.V. In de facturen wordt de suggestie gewekt dat de kosten zien op een ‘business trip KPN’ voor vier personen. Grant Thornton stelt in haar Eindrapport vragen bij de authenticiteit van de facturen. Na toetsing van de bevindingen bij KPN, blijkt volgens Four IT c.s. dat de kosten zien op een gezinsvakantie van [naam 1] en [naam 3] , zoals op te maken zou zijn uit originele facturen van Toerkoop.
Er is een bedrag van € 12.049,59 betaald uit het Potje, dat administratief gelinkt is aan een factuur van [bedrijf 2] Uitdeuktechniek B.V., die ziet op de aanschaf van een Porsche Cayenne door [gedaagde 5] . Grant Thornton heeft in het Eindrapport opgemerkt dat er meerdere varianten van de factuur circuleren: een (naar het zich laat aanzien) authentieke factuur van [bedrijf 2] Uitdeuktechniek ter zake de aanschaf van een Porsche Cayenne, en enkele minuten later, een factuur voor hetzelfde bedrag, maar dan ter zake ‘diverse ingeruilde hardware’. Die laatste – niet-authentieke factuur – wordt vervolgens ten laste van het Potje afgeboekt. Four IT stelt dat de Porsche Cayenne hoogstwaarschijnlijk door [gedaagde 5] is gebruikt en dat een zakelijke reden voor voormelde vervalsing van de facturen en afboeking dan ook lijkt te ontbreken.
Het Potje bevat diverse mutaties waarbij de omschrijving op de facturen van Four IT aan KPN niet overeenkomen met de geleverde goederen en verleende diensten. Het is daardoor voor KPN niet transparant geweest waar zij voor betaalde. In andere woorden: al zouden de facturen wel authentiek zijn en zakelijke voor KPN, het reguliere inkoopproces werd alsnog omzeild.
Daarnaast blijkt volgens Four IT c.s. uit het onderzoek van Grant Thornton dat de bedragen die Four IT vanuit het Potje en op instructie van medewerkers van KPN voldoet, worden opgehoogd met een marge van 8%, zonder dat daarvoor een zakelijk verklaring bestaat.
4.22.
Four IT c.s. stellen voorts dat uit het onderzoek van Grant Thornton blijkt dat twee grootboekrekeningen van Four IT eenzelfde soort mutaties bevatten als de onzakelijke strippenkaarten en het Potje. De grootboekrekeningen zijn gevoed door twee opboekingen van € 75.459,60 en € 54.475,26. De eerste factuur suggereert dat het bedrag ziet op zes servers (Dell PowerEdge M630 Blade Servers), maar enig bewijs dat die producten zijn geleverd is niet aangetroffen. De tweede opboeking zou op vergelijkbare wijze tot stand zijn gekomen: aan KPN zouden producten door Four IT geoffreerd zijn waarvoor KPN heeft betaald, terwijl die producten in werkelijkheid niet zijn geleverd.
Uit het onderzoek van Grant Thornton volgt dat de grootboekrekeningen werden gebuikt om uiteenlopende kosten af te boeken. Grant Thornton heeft twaalf transacties geselecteerd en in detail onderzocht. Het gaat bijvoorbeeld om een factuur van 10 december 2018 van een massagepraktijk van € 4.686,50. De factuur heeft als omschrijving ‘anti werkdruk consulting’. Verder gaat het om facturen van een evenementenbureau voor onder meer het editen van een dronefilm van een openingsfeest, KLM businessclass tickets en hotelovernachtingen in Barcelona voor [naam 1] en [naam 2] . In totaal zou voor € 129.950,54 aan afboekingen zijn geregistreerd op de grootboekrekeningen, waarvan het zakelijke karakter van een aantal van die bedragen onbekend is gebleven, aldus nog steeds Four IT.
4.23.
[gedaagden] c.s. hebben betwist dat zij facturen hebben vervalst. Zij hebben erop gewezen dat de administratie van Four IT van matige kwaliteit was, maar dat daarmee nog niet bewezen is dat Four IT goederen niet zou hebben geleverd. [gedaagden] c.s. hebben aangevoerd dat zij ten aanzien van drie van de zes hiervoor besproken opboekingen, kunnen aantonen dat de factureerde producten wel degelijk zijn geleverd. Van omkoping is volgens hen geen sprake geweest. [gedaagde 1] betwisten dat zij de betreffende KPN-medewerkers door gebruik van het Potje zaken en diensten zou hebben verstrekt zonder zakelijke grondslag of op kosten van KPN.
4.24.
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen uit het Eindrapport en de suggesties die daarvan uitgaan niet worden weerlegd met het beroep van [gedaagden] c.s. op de matige kwaliteit van de administratie. De constateringen in het eindrapport worden niet alleen onderbouwd met materiaallijsten en overzichten, maar ook door onderliggende correspondentie die de mutaties op de lijsten onderschrijven. De verzoeken aan Four IT om ‘de pot te vullen’ of om facturen van derden te betalen, staan bovendien op schrift.
4.25.
Voorts is de door Grant Thornton geconstateerde praktijk van het ‘bijplussen’ van goederen op facturen om tegoeden te verhogen door [gedaagden] c.s. onvoldoende betwist. Dat sprake zou zijn van de vooruitgeleverde (test)producten, is door Four IT c.s. gemotiveerd weersproken. Zij hebben erop gewezen dat uit communicatie volgt dat [naam 1] aan Four IT vraagt om een offerte “en nog wat 3par disken om de pot te vullen iets van 70.000 euro”. [naam 5] heeft in een verklaring tegenover Grant Thornton bevestigd dat buffers werden gecreëerd door offertes en facturen op te stellen waarop een item stond dat niet besteld was, niet werd geleverd maar wel door KPN wordt betaald.
4.26.
Ten aanzien van de afboekingen van het Potje en de grootboekrekeningen geldt hetzelfde als hiervoor onder 4.20 is overwogen. De rechtbank leidt uit de gang van zaken af dat KPN-medewerkers in samenspraak met Four IT privégoederen, privédiensten en vakanties hebben laten betalen uit tegoeden waarvoor KPN had betaald. Zoals hiervoor al aan de orde kwam, heeft KPN verklaard dat het bestellen van consumentenelektronica en ander privégoederen niet valt binnen de reguliere bedrijfsvoering. Four IT lijkt over deze bedragen ook nog eens een fee van 8% in rekening te hebben gebracht, die eveneens ten laste van KPN is gekomen.
d. het bekostigen van bezoeken aan Formule 1-evenementen voor werknemers van KPN
4.27.
Four IT c.s. voeren aan dat uit het Eindrapport volgt dat sinds de oprichting in 2015 binnen Four IT kosten worden geboekt die verband houden met bezoeken van KPN-medewerkers en medewerkers van Four IT aan Formule 1-evenmenten. De kosten voor deze evenementen betreffen reiskosten naar de locatie, overnachtingen in een hotel, toegang tot het circuit en verdere kosten die ter plekke gemaakt worden voor bijvoorbeeld een diner. De gemaakte kosten worden ofwel volledig door Four IT gedragen of deels of volledig doorbelast aan KPN. Voor zover de kosten ten laste van KPN zijn gebracht, is dat gebeurd door afboekingen van de onzakelijke strippenkaarten, de grootboekrekeningen of het Potje.
4.28.
[gedaagden] c.s. hebben aangevoerd dat het niet ongebruikelijk was dat de heren [gedaagden] Formule 1-evenementen bezochten met zakelijke relaties van Four IT. De daaraan verbonden kosten werden doorgaans gedragen door Four IT. [gedaagde 1] hebben betwist dat de kosten voor de bezoeken aan Formule 1-evenementen zijn betaald door of in rekening gebracht bij KPN.
4.29.
De rechtbank constateert dat het Eindrapport ten aanzien van de Formule 1-evenementen in detail beschrijft welke evenementen het betreft, wie daaraan hebben deelgenomen, wat de kosten van de bezoeken waren en ten laste van wie die kosten zijn gebracht. [gedaagden] c.s. hebben in algemene termen ontkend dat de kosten voor de bezoeken aan deze evenementen ten laste van KPN zijn gekomen, maar hebben niet inhoudelijk gereageerd op de bevindingen van Grant Thornton waaruit het tegendeel blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank hebben zij de door Four IT c.s. gestelde gang van zaken waarbij de kosten van bezoeken aan een aantal Formule 1-evenementen via de onzakelijke strippenkaarten, de grootboekrekeningen of het Potje voor rekening van KPN werden gebracht, onvoldoende betwist. Zij leidt uit het voorgaande dan ook af dat de kosten van bezoeken aan een aantal Formule 1-evenementen door medewerkers van KPN en Four IT, zonder dat KPN dit wist voor rekening van KPN zijn gebracht.
Heeft Four IT Holding gedwaald bij het aangaan van de Koopovereenkomst?
Standpunt van partijen
4.30.
Four IT Holding stelt dat zij heeft gedwaald bij het aangaan en de condities van de Koopovereenkomst. Zij onderbouwt dit als volgt.
Ten eerste heeft [gedaagde 1] voorafgaand aan de totstandkoming van de Koopovereenkomst aan Four IT Holding inlichtingen verstrekt die een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. [gedaagde 1] heeft ten tijde van het aangaan van de Koopovereenkomst verklaard dat zij aan Four IT Holding alle informatie heeft verstrekt over de Vennootschappen die voor de potentiële koper en voor een potentiële (indirecte) aandeelhouder van belang zijn. Die verklaring is volgens Four IT Holding onjuist gebleken. Uit het Eindrapport blijkt dat KPN-medewerkers zijn omgekocht. De overeenkomsten met KPN zijn onder invloed van corruptie tot stand gekomen en zijn daarmee nietig, want in strijd met de Nederlandse openbare orde. Aangezien deze overeenkomsten nietig zijn, zijn de vorderingen die hieruit voortvloeien niet afdwingbaar. [gedaagde 1] "s mededeling dat zij alle informatie heeft verstrekt die voor Four IT Holding relevant zou kunnen zijn, is dus evident onjuist gebleken, aldus Four IT c.s. Four IT Holding is daarnaast afgegaan op de door [gedaagde 1] verstrekte inlichtingen over de financiële positie van de Vennootschappen, en de daarop gebaseerde verwachte resultaten. [gedaagde 1] heeft de ondernemingswaarde van de Vennootschappen onjuist en onvolledig weergegeven, aangezien die voorgespiegelde ondernemingswaarde suggereerde dat de contracten met KPN gelding en afdwingbaar waren. Dat zijn zij volgens Four IT niet.
Four IT Holding meent daarnaast dat zij heeft gedwaald omdat [gedaagde 1] haar mededelingsplicht heeft geschonden, door haar niet te informeren over de bestendige praktijk van de corruptie in relatie tot KPN-medewerkers. Voorafgaand aan de koop van de aandelen in de Vennootschappen hebben verschillende due diligence onderzoeken plaatsgevonden. In dat kader heeft [gedaagde 1] informatie gedeeld over de klantrelatie met KPN en de daarmee gegenereerde omzet. [gedaagde 1] heeft geen informatie gedeeld over de onzakelijk kant van de relatie met medewerkers van KPN. Informatie over de strippenkaarten, zowel de reguliere als de onzakelijke strippenkaarten, het Potje en de grootboekmutaties, is door [gedaagde 1] niet gedeeld met Four IT Holding voorafgaand of tijdens het sluiten van de Koopovereenkomst. [gedaagde 1] heeft door deze informatie niet te delen met Four IT Holding, een onjuiste voorstelling van zaken gegeven over de Vennootschappen.
4.31.
[gedaagden] c.s. hebben betwist dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie, omkoping, fraude, machtsmisbruik en valsheid in geschrifte. Volgens hen heeft Four IT Holding niet gedwaald bij het aangaan van de Koopovereenkomst. [gedaagden] c.s. betwisten dat zij onjuiste inlichtingen hebben verstrekt aan Four IT Holding. Voor zover dat anders zou zijn, betwisten zij dat causaal verband bestaat tussen de vermeend onjuiste inlichtingen en de totstandkoming van de Koopovereenkomst. Verder geldt dat Four IT Holding terdege op de hoogte was van de onregelmatigheden waarover zij stelt verkeerd te zijn ingelicht. [gedaagden] c.s. betwisten voorts dat zij de op hen rustende mededelingsplicht hebben geschonden door Four IT Holding niet te informeren over “de bestendige praktijk van de corruptie in relatie tot KPN medewerkers”. Het beroep op dwaling stuit eveneens af op de op Four IT Holding rustende onderzoeksplicht. [gedaagde 1] betwist tot slot dat Four IT Holding dwalingsnadeel heeft geleden.
Dwaling
4.32.
Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is op grond van artikel 6:228 lid 1 BW vernietigbaar (voor zover hier van belang):
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
De vernietiging kan ingevolge artikel 6:228 lid 2 BW niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheden betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.
Afdwingbaarheid overeenkomsten met KPN
4.33.
De rechtbank volgt Four IT c.s. niet in haar hiervoor onder 1 weergegeven betoog dat de overeenkomsten tussen Four IT en KPN nietig en dus niet afdwingbaar zijn omdat deze tot stand zijn gekomen onder invloed van corruptie. Four IT c.s. hebben hun stelling dat de overeenkomsten met KPN nietig zijn omdat deze tot stand zijn gekomen onder invloed van corruptie in het licht van de betwisting daarvan door [gedaagden] c.s. onvoldoende onderbouwd. Grant Thornton heeft zich in haar Eindrapport niet uitgelaten over de vraag of sprake is geweest van corruptie in de relatie met KPN en de gevolgen die dat zou hebben voor de afdwingbaarheid van de overeenkomsten met KPN. Indien al zou worden aangenomen dat dat de hiervoor beschreven onregelmatigheden in de verhouding tot een aantal KPN-medewerkers zouden kwalificeren als corruptie, betekent dat nog niet dat de overeenkomsten tussen KPN en Four IT
onder invloed van corruptie tot stand zijn gekomen. [gedaagden] c.s. hebben aangevoerd dat de KPN-medewerkers die in het Eindrapport van Grant Thornton worden genoemd niet bevoegd waren om de overeenkomsten tussen Four IT en KPN waarop Four IT doelt te sluiten en daarbij ook niet betrokken waren. Dat hebben Four IT c.s. niet weersproken. In dat licht hebben Four IT c.s. onvoldoende toegelicht dat en op welke wijze onregelmatigheden in de verhouding tot individuele KPN-medewerkers de rechtsgeldigheid van de onderliggende overeenkomsten tussen KPN en de Vennootschappen raken. Four IT c.s. hebben evenmin onderbouwd dat overeenkomsten met KPN daadwerkelijk niet afdwingbaar zijn en welke overeenkomsten dat dan zouden zijn, terwijl [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat de overeenkomsten met KPN na het onderzoek door Grant Thornton zijn voorgezet, uitgebreid en vernieuwd.
Schending mededelingsplicht
4.34.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1] haar mededelingsplicht heeft geschonden door Four IT Holding niet te informeren over de hier in 4.12 t/m 4.29 beschreven onregelmatigheden in de verhouding tussen Four IT en een aantal KPN-medewerkers. Zij motiveert dit als volgt.
4.35.
Het Eindrapport van Grant Thornton bevat geen conclusies en/of kwalificaties ten aanzien van de door haar geconstateerde onregelmatigheden in de verhouding tussen Four IT en een aantal KPN-medewerkers. Partijen hebben zich in deze procedure uitgelaten over de wijze waarop die onregelmatigheden in hun visie moeten worden geduid. De rechtbank heeft naar aanleiding van dit partijdebat in 4.12 t/m 4.29 een aantal conclusies getrokken over wat er feitelijk is voorgevallen tussen Four IT en de daar genoemde KPN-medewerkers en [naam 3] . De conclusies komen erop dat de hele gang van zaken niet anders kan worden begrepen dan dat Four IT bewerkstelligde dat de betrokkenen op kosten van KPN in privé goederen konden aanschaffen, diensten konden afnemen en deel konden nemen aan geheel verzorgde reizen naar Formule 1-evenementen. Dit alles geschiedde grotendeels buiten de boekhouding om en op zodanig wijze dat dit voor KPN niet kenbaar was. Verder kan worden vastgesteld dat [gedaagde 1] met twee KPN-medewerkers deelnam in de vennootschap AppData, welke vennootschap aan Four IT factureerde en dat vennootschappen van enkele KPN-medewerkers aan Four IT factureerde voor onduidelijk gebleven consultancydiensten. In één geval gaat het daarbij om een bedrag van € 71.400 dat verband zou houden met “60 dagen consultancy”, welk bedrag moeilijk valt te rijmen met het fulltime dienstverband dat deze medewerker bij KPN had.
4.36.
Voor zover [gedaagde 1] betoogt dat zij niet op de hoogte was van de onregelmatigheden, volgt de rechtbank haar daarin niet. De heren Olivier hebben in 2018 identieke misstanden binnen de bedrijfsvoering van Four IT geconstateerd en vanaf 2018 zijn zij zelf actief bij de onregelmatigheden betrokken. Hun handelen en kennis als statutair bestuurder van [gedaagde 1] moet aan [gedaagde 1] worden toegerekend. [gedaagde 1] was bovendien samen met de vennootschappen van twee KPN-medewerkers betrokken bij de oprichting van AppData.
4.37.
[gedaagde 1] voert aan zij haar mededelingsplicht niet heeft geschonden, omdat Four IT Holding mede als gevolg van het due diligence onderzoek terdege op de hoogte was van de onregelmatigheden waarover zij stelt verkeerd te zijn ingelicht. Four IT Holding heeft weersproken dat zij daarvan op de hoogte was. [gedaagden] c.s. hebben niet concreet gemaakt waaruit blijkt dat Four IT Holding op de hoogte was van de onregelmatigheden. Uit de omstandigheid dat Four IT Holding op de hoogte was van de vriendschappelijke band tussen de heren [gedaagden] en een aantal KPN-medewerkers en de omstandigheid dat zij ook vaktechnische kennis uitwisselden, kan dat niet worden afgeleid. [gedaagde 1] kan Four IT Holding evenmin verwijten dat zij op de hoogte zou zijn geraakt van de onregelmatigheden indien zij nader onderzoek zou hebben verricht of zou hebben doorgevraagd. Gesteld noch gebleken is dat er een concreet aangrijpingspunt was voor het moeten verrichten van nader onderzoek of het stellen van vragen. [gedaagde 1] heeft niet gesteld dat er uit het due diligence onderzoek signalen naar voren zijn gekomen die voor Four IT Holding aanleiding hadden moeten zijn voor het uitvoeren van nader onderzoek.
4.38.
Anders dan [gedaagde 1] betoogt, kan uit de omstandigheid dat Four IT Holding op de hoogte was van de manier waarop de administratie van Four IT werd bijgehouden en het feit dat niet alles in de administratie even sluitend was bijgehouden, niet worden afgeleid dat Four IT Holding op de hoogte was van de onregelmatigheden, deze op de koop toe had genomen of deze zouden zijn verdisconteerd in de koopprijs voor de aandelen doordat die koopprijs één miljoen euro lager is vastgesteld. Uit de bevindingen van Grant Thornton blijkt zoals hiervoor al aan de orde kwam niet dat de administratie niet sluitend is bijgehouden, maar dat er deels buiten de boekhouding om opzettelijk goederen en diensten aan KPN-medewerkers ten goede zijn gekomen die buiten medeweten van KPN om ten laste van KPN zijn gebracht. Dat is van wezenlijk andere aard dan boekhoudkundige gebreken, waarop de vermindering van de koopprijs ziet.
4.39.
[gedaagde 1] had Four IT Holding voorafgaand aan het sluiten van de Koopovereenkomst op de hoogte moeten stellen van deze praktijken, omdat voorzienbaar was dat deze onregelmatigheden van grote negatieve invloed zouden kunnen zijn op de (voortzetting van de) relatie tussen Four IT en haar belangrijkste klant KPN indien KPN daarvan op de hoogte zou raken. Voor een buitenstaander hebben de onregelmatigheden immers de schijn van belangenvermenging die tot doel lijkt te hebben de relatie met KPN en/of haar medewerkers te bevorderen. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het voor de hand dat Four IT Holding de aandelen in Four IT dan niet of niet onder dezelfde condities zou hebben gekocht. Het causaal verband tussen de schending van de mededelingsplicht en de totstandkoming van de Koopovereenkomst is daarmee gegeven. De omstandigheid dat de relatie tussen Four IT en KPN nog steeds voortduurt, doet daaraan niet af. Four IT Holding heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij alles in het werk heeft moeten stellen om de klantrelatie met KPN voort te kunnen zetten. Dat heeft veel tijd en energie gekost en Four IT Holding heeft daarvoor de nodige kosten moeten maken. KPN heeft aan Four IT meegedeeld dat zij bereid is geweest de commerciële relatie met Four IT voort te zetten er een aandeelhouders- en bestuurswisseling heeft plaatsgevonden, het nieuwe bestuur van Four IT met KPN in gesprek is gegaan en openheid van zaken heeft gegeven en omdat Four IT de bereidheid heeft getoond om de door KPN geleden schade te vergoeden. Fout IT Holding heeft er bij het aangaan van de koopovereenkomst vanuit mogen gaan dat er een gezonde zakelijke relatie bestond met KPN en zij dus niet verzeild zou raken in de situatie waarin de relatie met de grootste klant ernstig onder druk zou komen staan als gevolg onregelmatigheden zoals die hiervoor zijn besproken. [gedaagde 1] kon voorzien dat wetenschap van die praktijk van onregelmatigheden voor Four IT Holding van groot belang voor de vraag of zij de aandelen in de Vennootschappen wilde kopen en zo ja, onder welke condities. Doordat [gedaagde 1] deze informatie niet heeft gedeeld, heeft zij Four IT Holding een onjuiste voorstelling van zaken gegeven.
Het dwalingsnadeel
Stellingen van partijen
4.40.
Four IT Holding heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de Vennootschappen – en daarmee van de door haar gekochte aandelen in die Vennootschappen – door de onrechtmatige constructie met KPN-medewerkers aanzienlijk minder is dan haar is voorgespiegeld. De koopprijs is gebaseerd op de veronderstelling dat de overeenkomsten met KPN bindend (en onaantastbaar), de nakoming daarvan door KPN afdwingbaar en winstgevend zouden zijn. Als Four IT Holding juist en volledig zou zijn geïnformeerd door [gedaagde 1] over de onregelmatigheden, dan zou zij de aandelen niet voor de door haar betaalde koopprijs hebben gekocht. Zij vordert opheffing van het dwalingsnadeel, dat uit twee elementen bestaat:
Four IT Holding heeft een te hoge koopprijs voor de aandelen betaald. Zij vordert aanpassing van die koopprijs. Het aandeel van KPN in de koopprijs kan in redelijkheid niet worden meegenomen, omdat de contracten met KPN nietig en niet afdwingbaar zijn. De koopprijs voor de aandelen is gebaseerd op zesmaal de EBITDA over het jaar 2021. De EBITDA over 2021 zou zonder het aandeel van KPN € 6.996.000 lager zijn geweest.
Four IT Holding heeft aanzienlijke kosten heeft moeten maken om het nadeel überhaupt te kunnen vaststellen. Zo heeft zij een onderzoek moeten laten verrichten door Grant Thornton en juridisch advies moeten inwinnen bij haar advocaten. Deze kosten worden tot datum dagvaarding begroot op € 625.000.
4.41.
[gedaagden] c.s. betwisten dat Four IT Holding enig nadeel heeft geleden als gevolg van de dwaling. Zij menen dat het dwalingsnadeel niet kan worden berekend aan de hand van het aandeel van KPN in de EBITDA van de Vennootschappen over 2021. Voorts werd de waarde van de Vennootschappen niet voor grofweg de helft bepaald door de klantrelatie met KPN. [gedaagde 1] betwist verder dat het door Four IT Holding gevorderde dwalingsnadeel recht doet aan de feitelijke omstandigheden van het geval, omdat Four IT Holding dan enerzijds een forse korting op de koopprijs van de aandelen krijgt, terwijl zij anderzijds wel profiteert van de vruchten die de klantrelatie met KPN sinds de overname heeft opgeleverd en in de toekomst nog zal opleveren. Alle overeenkomst tussen Four IT en KPN zijn na de overname van de aandelen voortgezet en zelfs uitgebreid. Toewijzing van het gevorderde dwalingsnadeel zou dan tot ongerechtvaardigde verrijking van Four IT c.s. leiden. [gedaagden] c.s. betwisten voorts het dwalingsnadeel in de vorm van onderzoekskosten. Het is de keuze van Four IT c.s. geweest om geen gedegen eigen onderzoek te verrichten en hierover met [gedaagde 1] te overleggen, maar in plaats daarvan een derde (Grant Thornton) tegen hoge tarieven in te schakelen. Daarnaast is het ook een keuze van Four IT c.s. geweest om twee verschillende advocatenkantoren in te schakelen. Het gevorderde bedrag van € 625.000 is bovendien niet gespecificeerd en de verschuldigdheid wordt dan ook betwist. [gedaagde 1] stelt zich voorts op het standpunt dat indien zou worden geoordeeld dat dwalingsnadeel is geleden, dat nadeel op de voet van artikel 6:101 BW op grond van eigen schuld van Four IT Holding moet worden verminderd tot nihil, omdat zij haar onderzoeksplicht heeft geschonden. [gedaagde 1] meent tot slot dat indien de koopprijs zou worden gecorrigeerd, een deel van de correctie moet plaatsvinden door de Vendor Loan met een evenredig bedrag bij te stellen.
Oordeel van de rechtbank
4.42.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomsten tussen Four IT en KPN zijn voortgezet nadat KPN door Four IT c.s. op de hoogte is gesteld van de onregelmatigheden en dat Four IT nog steeds omzet en winst genereert uit de dienstverlening aan KPN. Dat betekent dat de rechtbank Four IT c.s. niet volgt in de door haar voorgestelde berekeningswijze van het dwalingsnadeel, dat bestaat uit zesmaal het aandeel van KPN in de EBITDA over 2021.
4.43.
De rechtbank wil met Four IT c.s. aannemen dat de omstandigheid dat KPN nog steeds bestellingen plaatst bij Four IT c.s. in een zekere mate de verdienste is van het huidige bestuur van Four IT, dat met KPN in gesprek is gegaan en openheid van zaken heeft gegeven, zelf niet betrokken is geweest bij de onregelmatigheden en de bereidheid heeft uitgesproken om de door KPN geleden schade te vergoeden. Bij de vaststelling van het dwalingsnadeel moet dan wel tot uitgangspunt worden genomen dat Four IT tot op heden inkomsten genereert uit de overeenkomsten met KPN.
4.44.
Four IT c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat Four IT Holding heeft betaald voor een onderneming waarbij zij er vanuit mocht gaan dat zij niet in de situatie terecht zou komen dat de onderneming bestond bij de gratie van onregelmatigheden met haar grootste klant, met alle gevolgen van dien. Zij heeft erop gewezen dat de klantrelatie met KPN ondanks de aan het licht gekomen onregelmatigheden, is voortgezet dankzij de tijd, energie en kosten die het nieuwe bestuur na de overname heeft besteed aan het aangaan van een nieuwe relatie met KPN. Zij heeft er voorts op gewezen dat van een daadwerkelijke (schade)regeling met KPN nog steeds geen sprake is. KPN wenst haar schade te verhalen op Four IT en heeft daartoe een onderbouwde vordering bij Four IT neergelegd van één miljoen euro en daarbij laten weten dat indien Four IT niet overgaat tot vergoeding, zij geen nieuwe commerciële relatie aangaat, ondanks de inzet van het nieuwe bestuur. Four IT wil ten aanzien van deze schade een regeling met KPN treffen en heeft [gedaagde 1] op grond van de koopovereenkomst gevraagd te reageren op de door KPN verlangde vergoeding, maar [gedaagde 1] weigert vooralsnog toestemming te geven voor het aangaan van deze regeling.
4.45.
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.39 overwogen dat [gedaagde 1] Four IT Holding voorafgaand aan het sluiten van de Koopovereenkomst op de hoogte had moeten stellen van de onregelmatigheden, omdat voorzienbaar was dat deze van grote negatieve invloed zouden kunnen zijn op de (voortzetting van de) relatie tussen Four IT en haar belangrijkste klant KPN indien KPN daarvan op de hoogte zou raken. Dat voorzienbare risico heeft ook voorgedaan. Het dwalingsnadeel dat Four IT Holding heeft geleden, moet dan ook worden vastgesteld op het verschil tussen enerzijds de koopprijs voor de aandelen en anderzijds de koopprijs die Four IT Holding zou hebben betaald als zij bekend zou zijn geweest met de onregelmatigheden. De rechtbank gaat ervan uit dat Four IT Holding zonder de dwaling een koopprijs voor de aandelen zou hebben betaald die ten opzichte van de daadwerkelijk betaalde koopprijs verminderd moet worden met een bedrag dat overeenstemt met de kosten die Four IT c.s. hebben gemaakt om de als gevolg van de onregelmatigheden aangetaste zakelijke relatie met KPN weer zoveel mogelijk gezond te maken. Die rechtbank begroot het nadeel op de volgende posten:
de onderzoekskosten die Four IT c.s. hebben moeten maken om de onregelmatigheden te onderzoeken en vast te stellen;
de kosten die Four IT c.s. hebben moeten maken om te bewerkstellingen dat KPN de relatie met Four IT zou willen voortzetten, zoals een aan KPN te betalen als redelijk te beschouwen schadevergoeding;
ander nadeel dat Four IT c.s. als gevolg van de onregelmatigheden hebben geleden.
4.46.
Het onder 1 genoemde gevorderde bedrag aan onderzoekskosten is door [gedaagden] c.s. betwist en door Four IT c.s. nog onvoldoende onderbouwd. Four IT c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld om de onderzoekskosten mede aan de hand van bewijsstukken nader te onderbouwen.
4.47.
Ten aanzien van de onder 2 bedoelde post hebben Four IT c.s. gesteld dat zij tijd, energie en kosten hebben besteed aan het behouden van de relatie met KPN. Zij hebben nog niet toegelicht op welk bedrag dit nadeel in haar visie moet worden begroot. Voor zover Four IT c.s. stellen dat dit nadeel (mede) bestaat uit het bedrag van één miljoen euro waarop KPN bij Four IT aanspraak maakt, geldt de rechtbank uit de door Four IT overlegde brief van KPN van 18 december 2024 (met bijlage, productie 53A van Four IT c.s.) afleidt dat dit een schikkingsvoorstel van KPN betreft waarover Four IT en KPN nog geen overeenstemming hebben bereikt, en waarover Four IT en [gedaagden] c.s. ook nog in gesprek zijn. Four IT c.s. zullen ook ten aanzien van de tijd, energie en kosten die zij hebben besteed aan het behouden van de relatie met KPN in de gelegenheid worden gesteld dit nadeel te specificeren en te onderbouwen. De rechtbank zal de omvang van het dwalingsnadeel vervolgens vaststellen, waarbij dus ook zal worden bepaald in hoeverre de omvang van een met KPN eventueel overeen te komen schadevergoedingsbedrag (voor zover [gedaagden] c.s. daar niet mee hebben ingestemd) daarbij in ogenschouw kan worden genomen.
4.48.
Four IT c.s. hebben ten aanzien van de onder 3 genoemde post aangevoerd dat nu of in de toekomst mogelijk nadeel ondervinden in de vorm van reputatieschade, kosten die zij moeten maken in het kader van een strafrechtelijk traject en mogelijk negatieve fiscale gevolgen zullen ondervinden door de onregelmatigheden. Ook dit nadeel dient nog te worden gespecificeerd en onderbouwd.
4.49.
Four IT c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over wat is vermeld onder 4.46, 4.47 en 4.48. [gedaagden] c.s. mogen daarop vervolgens bij akte reageren.
Vordering op grond van artikel 2:9 BW (onbehoorlijk bestuur)
Stellingen van partijen
4.50.
Four IT legt aan de door haar gevorderde verklaring voor recht dat de voormalige bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Four IT geleden schade als gevolg van onbehoorlijk bestuur het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] heeft zich als bestuurder van Four IT schuldig gemaakt aan corruptie ten aanzien van KPN-medewerkers en valsheid en geschrifte en heeft aldus in strijd met de wet gehandeld. Daarmee heeft zij haar taak als bestuurder onbehoorlijk vervuld. Op grond van artikel 2:11 BW zijn ook de tussenliggende rechtspersoon-bestuurders ( [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) en achterliggende bestuurders ( [gedaagde 4] en [gedaagde 5] ) aansprakelijk. Four IT kan de door haar geleden schade nog niet begroten omdat het gaat om toekomstige schade. Zij voert aan dat zij mogelijk klanten zal verliezen, waaronder KPN, en leveranciers de relatie met Four IT zullen beëindigen door het handelen van [gedaagde 1] , dat winstmarges lager zullen zijn en dat zij kosten moet maken in het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast staat nog niet vast wat de fiscale implicaties van de corruptie zijn. Four IT vordert daarom verwijzing naar de schadestaat.
4.51.
[gedaagde 1] betwist dat zij haar taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat zij op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk is. Bovendien heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van Four IT haar decharge verleend voor het door haar gevoerde bestuur over de jaren 2018 t/m 2022. Voor zover [gedaagde 1] een ernstig verwijt van onbehoorlijk bestuur zou kunnen worden gemaakt, heeft Four IT haar daarvoor kwijting verleend en moet de vordering op die grond worden afgewezen. [gedaagde 1] betwist voorts dat Four IT schade heeft geleden. Zij voert aan dat geen enkele klant van Four IT de klantrelatie heeft beëindigd als gevolg van de onregelmatigheden, de zakelijk relatie met KPN sterker is dan ooit tevoren en niet is gebleken van enige naheffing of andere maatregel (of een aankondiging daartoe) van de fiscus.
Oordeel van de rechtbank
4.52.
De gevorderde verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaat zullen bij eindvonnis worden afgewezen. Hoewel goed voorstelbaar is dat [gedaagde 1] haar bestuurstaak onbehoorlijk heeft vervuld door haar bijdrage aan de onregelmatigheden, is voor een verwijzing naar de schadestaat nodig dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Four IT heeft niets gesteld over concrete schade die zou zijn geleden en daarin is geen verandering gekomen toen zij daarnaar tijdens de mondelinge behandeling door de rechtbank is gevraagd. Zij heeft toen slechts opgemerkt dat nog niet te overzien is of schade geleden wordt en dat mogelijk alle nadeel opgeheven wordt met de vordering tot nadeelsopheffing. Er is dan ook geen rechtvaardiging voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure.
In reconventie
Earn-out
Stellingen van partijen
4.53.
[gedaagde 1] vordert onder B en C nakoming van de Koopovereenkomst door betaling van de volledige Earn-Out van drie miljoen euro. De contractuele voorwaarde voor verschuldigdheid van de Earn-Out, het behalen van een gemiddelde EBITDA van de Vennootschappen over 2022 en 2023 van € 2,9 miljoen, dient op grond van artikel 6:23 lid 1 BW als vervuld te worden beschouwd, omdat Four IT Holding de vervulling hiervan heeft gefrustreerd. Zij baseert dit op de volgende aan Four IT Holding toe te rekenen omstandigheden:
[gedaagde 1] is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting om de jaarrekeningen van de vennootschappen over 2022 en 2023 uiterlijk op 30 april 2024 te verstrekken;
Four IT Holding is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting om eventuele overschrijdingen van het kostenniveau binnen de Vennootschappen gezamenlijk te bespreken en te laten accorderen;
Four IT c.s. zouden een groot deel van de omzet van de Vennootschappen voorafgaand aan de overname nog maakten, van de Vennootschappen hebben afgesplitst naar andere vennootschappen, waardoor de EBITDA na de overname in 2022 en 2023 aanzienlijk zou zijn verlaagd;
Four IT c.s. hebben werknemers van Four IT in 2023 ook bij andere groepsvennootschappen van de Four IT-groep hebben ingezet, zonder dat hiervoor een vergoeding aan Four IT is betaald. Four IT Zou hierdoor in 2023 veel omzet zijn misgelopen.
4.54.
Four IT c.s. menen dat de vorderingen van [gedaagde 1] tot veroordeling van Four IT Holding tot betaling van de maximale Earn-Out moeten worden afgewezen. Zij betwisten dat zij de vervulling van de voorwaarden voor betaling van de Earn-Out hebben gefrustreerd. Niet-vervulling van de voorwaarde tot betaling van de Earn-Out is in het onderhavige geval enkel gelegen in de tegenvallende prestaties van de Vennootschappen in vergelijking tot de prognose. Four IT c.s. voeren verder aan dat zelfs in de hypothetische situatie waarin alle verwijten die [gedaagde 1] Four IT Holding maakt zouden zijn geredresseerd, [gedaagde 1] geen recht op een (materiële) Earn-Out had gehad.
Oordeel van de rechtbank
4.55.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin Four IT Holding de vervulling van de voorwaarden om tot betaling van de Earn-Out te komen, heeft belet. Zij motiveert dit als volgt.
4.56.
Artikel 6:23 lid 1 BW bepaalt ten aanzien van een voorwaardelijke verbintenis dat wanneer de partij die bij de niet-vervulling belang had, de vervulling heeft belet, de voorwaarde als vervuld geldt, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Wat redelijkheid en billijkheid verlangen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de strekking, zowel van de voorwaarde als van de belettende of teweegbrengende handeling.
4.57.
Ten aanzien van het onder 1 bedoelde verstrekken van de jaarcijfers over 2022, heeft Four IT Holding onweersproken aangevoerd dat zij op 10 april 2024 de jaarrekening over 2022 van Four IT aan [gedaagde 1] heeft verstrekt. Door de fusie van Four IT Projects B.V. met Four IT, bevat de jaarrekening van laatstgenoemde vennootschap tevens de financiële resultaten van Four IT Projects. Four IT c.s. hebben de jaarrekening van [bedrijf 1] over 2022 op 4 december 2024 bij conclusie van antwoord in reconventie aan [gedaagde 1] overgelegd. Voor wat betreft de jaarcijfers over 2023 heeft Four IT Holding aangevoerd dat die nog niet gereed zijn. Het opstellen en vaststellen van de jaarrekeningen over 2023 heeft vertraging opgelopen, onder meer door de onderhavige procedure. De controlerend accountant van Four IT c.s. heeft als gevolg van de gerechtelijke procedures, inclusief de daarmee verband houdende (potentiële) gevolgen zoals de continuïteit van de onderneming, nog geen goedkeurende verklaring kunnen afgeven. Daardoor heeft Four IT Holding de jaarrekeningen over 2023 nog niet aan [gedaagde 1] kunnen overleggen. Wel heeft zij concept jaarcijfers van Four IT over 2023 aan [gedaagde 1] overgelegd en bij conclusie van antwoord in reconventie de geconsolideerde concept jaarrekening van Four IT Holding en de bijbehorende consolidatiestaat van Four IT Holding waaruit de enkelvoudige cijfers van Four IT en [bedrijf 1] blijven. Het voorgaande is door [gedaagde 1] niet weersproken en de rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid daarvan. De gang van zaken rondom de verstrekking van de jaarrekeningen over 2022 en 2023 of het vooralsnog deels uitblijven daarvan, kwalificeert niet als het beletten van de voorwaarden voor het vaststellen van het recht op Earn-Out en de vaststelling van de hoogte daarvan.
4.58.
Voor zover [gedaagde 1] onder 2 betoogt dat het kostenniveau van de vennootschappen is overschreden zonder dat daarover overleg heeft plaatsgevonden, volgt de rechtbank haar daarin niet. Four IT Holding heeft aangevoerd dat het [gedaagde 1] voorafgaand aan het aangaan van de Koopovereenkomst duidelijk was dat de prognose ten aanzien van de kosten waarschijnlijk te conservatief was en dat [gedaagde 1] desalniettemin heeft ingestemd met de in artikel 2.5 Koopovereenkomst genoemde referentiebedragen. Bovendien heeft [gedaagde 1] tot eind augustus 2022 zelf als (bestuurder) volledige controle gehad over het kostenniveau van Four IT. Four IT Holding heeft er voorts op gewezen dat gestegen kosten voor een belangrijk deel met goedkeuring van [gedaagde 3] zijn gemaakt en hebben geleid tot een hogere winst en EBITDA. In dit licht heeft [gedaagde 1] onvoldoende onderbouwd dat zij ten aanzien van de Earn-Out is benadeeld door het gestegen kostenniveau.
4.59.
[gedaagde 1] hebben hun onder 3 weergeven stelling dat de EBITDA na de overname in 2022 en 2023 aanzienlijk zou zijn verlaagd door een groot deel van de omzet van de Vennootschappen af te splitsen naar andere vennootschappen, in het licht van de betwisting daarvan door Four IT Holding onvoldoende onderbouwd. Four IT Holding heeft betwist dat “een groot deel” van de omzet zou zijn afgesplitst. Four IT is zich steeds meer op grote “enterprise klanten” zoals KPN gaan richten. De dienstverlening aan MKB-klanten is afgesplitst naar een andere vennootschap, maar de omzet op die MKB-klanten is tot 1 juli 2024 hoofdzakelijk achtergebleven in Four IT, waardoor er geen negatieve impact op de Earns-out is. Daarnaast heeft [bedrijf 1] volgens Four IT Holding ondernemingsactiviteiten overgedragen aan D-Two, namelijk die activiteiten die zagen op D-Two’s core business. Het overdragen van deze activiteiten was al aangevangen voorafgaand aan de overname door Four IT Holding, toen [gedaagde 1] nog bestuurder was. Deze overdracht van activiteiten heeft geen significante invloed gehad op de hoogte van de Earn-Out. Van heimelijk afsplitsing van bedrijfsactiviteiten om de EBITDA moedwillig te verlagen, is volgens Four IT Holding dan ook geen sprake. Dit alles is door [gedaagde 1] niet weersproken.
4.60.
Ten aanzien van de onder 4 genoemde misgelopen omzet als gevolg van inzet van werknemers van Four IT bij andere vennootschappen, geldt eveneens dat [gedaagde 1] deze stelling in het licht van de betwisting daarvan door Four IT Holding onvoldoende heeft onderbouwd. Four IT Holding heeft aangevoerd dat een tweetal werknemers van Four IT door (persoonlijke) omstandigheden vanuit een kantoor van Scala voor klanten van Four IT is gaan werken. Een andere werknemer is deels werkzaamheden gaan verrichten voor D-Two, waarbij de salariskosten van Four IT aan D-Two zijn doorbelast. Eén en ander heeft volgens Four IT Holding niet geleid tot een nadelige impact op de EBITDA van Four IT.
4.61.
Aangezien er geen sprake is van een situatie waarin Four IT Holding de vervulling van een voorwaarde heeft belet, is er geen grond om de voorwaarden op grond van artikel 6:23 lid 1 BW als vervuld te beschouwen en de gevorderde Earn-Out op die grond toe te wijzen.
4.62.
De onder B en C gevorderde veroordeling tot betaling van de Earn-Out zal dan ook bij eindvonnis worden afgewezen.
Beslag
4.63.
De vorderingen onder G en H zien op het door Four IT Holding ten laste van [gedaagde 1] gelegde beslag en gaan uit van de veronderstelling dat het beslag onrechtmatig is omdat Four IT Holding geen vordering op [gedaagde 1] heeft. Zoals uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen blijkt, is deze veronderstelling onjuist. Het beslag is dan ook niet onrechtmatig omdat Four IT Holding geen vordering op [gedaagde 1] heeft. Aangezien [gedaagde 1] geen andere argumenten heeft aangedragen op basis waarvan de rechtbank kan oordelen dat het beslag onrechtmatig is gelegd, zullen de vorderingen onder G en H bij eindvonnis worden afgewezen.
Managementvergoeding
Standpunt van partijen
4.64.
Onder J en K vorderen [gedaagde 3] en [gedaagde 2] betaling van facturen ter zake managementvergoeding die Dutch IT Group onbetaald heeft gelaten. Verder vordert [gedaagde 3] schadevergoeding, omdat Dutch IT Group een overeengekomen opzegtermijn van drie maanden niet in acht heeft genomen. Zij stellen dat Dutch IT Group toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar (betalings)verplichtingen uit de managementovereenkomsten.
4.65.
[gedaagde 3] heeft gefactureerd over de maanden mei, juni, juli en augustus 2023 (telkens € 15.125 incl. btw, dus in totaal € 60.500) en deze vier facturen zijn niet voldaan. Haar vordering tot schadevergoeding begroot zij op een bedrag gelijk aan drie maanden managementvergoeding (driemaal € 15.125 incl. btw, dus in totaal € 45.375). Haar totale vordering bedraagt aldus (zeven maal € 15.125 =) € 105.875, welk bedrag zij vermeerderd met € 1.933,75 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.66.
Ten aanzien van [gedaagde 2] heeft Dutch IT Group de factuur over de maand van € 1.815 inclusief btw onbetaald gelaten. [gedaagde 2] vordert dit bedrag vermeerderd met € 272,25 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.67.
Dutch IT Group stelt dat zij sinds 5 juni 2023 geen betalingen meer heeft verricht op grond van de managementovereenkomsten met [gedaagde 3] en [gedaagde 2] , vanwege de ontdekte onregelmatigheden in de administratie en de voorlopige bevindingen van Grant Thornton. Daarnaast was er volgens Dutch IT Group een gegronde reden om de managementovereenkomst te beëindigen. De managementovereenkomst met [gedaagde 3] is bij brief van 31 augustus 2023 met onmiddellijke ingang opgezegd, omdat i) zowel [gedaagde 3] als [gedaagde 5] ernstig tekort waren geschoten in de verplichtingen voortvloeiende uit de managementovereenkomst, waarvan herstel blijvend onmogelijk was, ii) hun houding ter zake het onderzoek van Grant Thornton en iii) de voorlopige bevindingen van Grant Thornton, waarmee bleek dat het herstel van de relatie tussen partijen blijven onmogelijk was geworden.
Oordeel van de rechtbank
4.68.
De rechtbank zal de door [gedaagde 3] en [gedaagde 2] van Dutch IT Group gevorderde bedragen ter zake de onbetaald gebleven managementvergoeding en schadevergoeding bij eindvonnis toewijzen. Zij licht dit als volgt toe.
4.69.
De managementovereenkomst met [gedaagde 2] is niet opgezegd, waardoor deze van rechtswege op 8 juli 2023 is geëindigd. Dutch IT Group moet de aan [gedaagde 2] verschuldigde managementvergoeding betalen tot aan de einddatum, zodat in beginsel ook de laatste termijn moet worden betaald.
4.70.
Dutch IT Group heeft de managementovereenkomst met [gedaagde 3] niet rechtsgeldig met onmiddellijke ingang opgezegd. Uit de in 2.15 bedoelde opzeggingsbrief van 31 augustus 2023 blijkt dat Dutch IT Group de managementovereenkomst op grond van artikel 5.1 sub d van die overeenkomst met onmiddellijke ingang opzegt vanwege – kort gezegd – de geconstateerde onregelmatigheden. Artikel 5.1 sub d bepaalt dat de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd indien één van partijen ernstig tekort is geschoten ter zake van enige verplichting voortvloeiende uit de overeenkomst en herstel van een dergelijk tekortschieten blijvend onmogelijk is. De geconstateerde onregelmatigheden vormen echter geen ernstige tekortkoming van een verplichting uit de managementovereenkomst. Die onregelmatigheden hebben zich namelijk voorgedaan voordat de managementovereenkomst is gesloten. Dutch IT Group heeft niet gesteld dat [gedaagde 3] in een andere verplichting ernstig tekort is geschoten of toegelicht dat er andere gronden bestaan voor onmiddellijke opzegging of beëindiging van de managementovereenkomst. Dutch IT Group is op grond van artikel 3.1 van de managementovereenkomst gerechtigd de managementovereenkomst schriftelijk op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De managementovereenkomst met [gedaagde 3] had dan ook op zijn vroegst per 1 december 2023 kunnen worden beëindigd.
4.71.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Dutch IT Group de aan [gedaagde 3] verschuldigde managementvergoeding moet betalen tot en met augustus 2023, zodat de managementvergoeding over de maanden mei, juni, juli en augustus 2023 betaald moeten worden. Daarnaast is Dutch IT Group tekort geschoten is haar verplichting om een opzegtermijn van drie maanden te hanteren, zodat [gedaagde 3] recht heeft op schadevergoeding gelijk aan drie maanden aan managementvergoeding.
4.72.
Voor zover Dutch IT Group heeft willen betogen dat zij niet hoeft te betalen, vanwege de vorderingen die Four IT mogelijk heeft op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als gevolg van hun handelen, gaat de rechtbank aan dat betoog voorbij. Dutch IT Group en Four IT zijn verschillende rechtspersonen, zodat een eventuele vordering van Four IT op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet zonder meer kan worden verrekend met hetgeen Dutch IT Group aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verschuldigd is. Evenmin komt aan Dutch IT Group een opschortingsrecht toe vanwege een vorderingen van Four IT op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
4.73.
Het door [gedaagde 3] gevorderde bedrag van € 105.875 zal bij eindvonnis worden toegewezen. Datzelfde geldt voor het door [gedaagde 2] gevorderde bedrag van € 1.815. Beide bedragen zullen worden vermeerderd met de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente vanaf 23 oktober 2024. Ter zake de vorderingen van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] tot betaling van onbetaald gelaten managementvergoeding geldt dat de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW wordt toegewezen, omdat het een vordering tot betaling uit hoofde van een handelsovereenkomst betreft. Dit geldt niet voor de schadevergoedingsvordering van [gedaagde 3] vanwege het niet in achtnemen van de opzegtermijn, zodat daarover de wettelijke rente van artikel 6:119 BW zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 8 oktober 2025 voor het nemen van een akte door Four IT c.s. over wat hiervóór is vermeld onder 4.46, 4.47 en 4.48, waarna [gedaagde 1] op de rol van 19 november 2025 een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.3
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van 8 oktober 2025 om 10 uur van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Den Haag, alwaar partijen kunnen voort procederen over de vorderingen D, E en F;
5.4
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
5.5
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers, mr. H.J. Vetter en mr. J.G. Bruinsma en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.

Voetnoten

1.De rechtbank volgt de nummering van de vorderingen van [gedaagden] c.s. De vorderingen in reconventie beginnen met vordering B, aangezien vordering A ziet op de vorderingen in conventie.
2.Rechtbank Oost-Brabant 2 augustus 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:4009, ro. 2.3.2.