ECLI:NL:RBDHA:2025:16708
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 2 september 2025, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde, mr. A.M. Luigjes. Ook de gemachtigde van de minister, mr. J.J. de Vries, was aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 9 september 2025 geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien de rechtbank op dat moment al uitspraak had gedaan op het beroep. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.