ECLI:NL:RBDHA:2025:16730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
C/09/688704 / FT RK 25/623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een stichting na erkenning van vorderingen door verweerster

Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij een stichting, aangeduid als verweerster, failliet is verklaard. Verzoekster, eveneens een stichting, had een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van verweerster, waarbij zij stelde dat zij opeisbare vorderingen had van in totaal € 17.919,36. Daarnaast was er een steunvordering van de Belastingdienst van € 561.350,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerster in een problematische financiële situatie verkeert, wat blijkt uit het ontbreken van inkomsten en een inzichtelijk plan om de financiën weer op orde te krijgen. De rechtbank oordeelde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van verzoekster en dat verweerster had opgehouden met betalen.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verweerster erkend dat de vorderingen van verzoekster juist zijn, maar verweerster vroeg om een betalingsregeling en een tweede kans, gezien de impact van de coronapandemie op haar activiteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden onvoldoende waren om het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen. De rechtbank heeft vervolgens de faillietverklaring uitgesproken en een rechter-commissaris en curator benoemd. De curator is belast met het inzien van de post van verweerster en de rechtbank Rotterdam zal de verdere afhandeling van het faillissement op zich nemen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer : C/09/688704 / FT RK 25/623
insolventienummer: C/09/25/314 F
vonnis van 9 september 2025
de stichting
[verzoekster] ,
statutair gevestigd te [plaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen,
tegen
de stichting
[verweerster],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK-nummer] ,
statutair gevestigd te gemeente [plaats 2] ,
vestigingsadres: [postcode] [plaats 3] , [adres] ,
verweerster,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Waar deze zaak over gaat
Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster.
1.2.
Het verzoekschrift is in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- mr. G. Janssen namens mr. D.L.A. van Voskuilen, advocaat verzoekster,
- de heer [gemachtigde] , gemachtigde van verweerster.

2.Standpunt van partijen

2.1.
Verzoekster heeft het faillissement van verweerster aangevraagd, stellende dat zij opeisbare vorderingen heeft op verweerster van in totaal € 17.919,36. De steunvordering bestaat uit een vordering van de Belastingdienst van € 561.350,00. Verweerster is onderworpen aan de van kracht zijnde bedrijfstakpensioenregeling en uit dien hoofde jegens verzoekster premieplichtig. Over de heffingsjaren 2022 en 2023 heeft verweerster verschuldigde premies onbetaald gelaten.
2.2.
De gemachtigde van verweerster heeft (samengevat) het volgende aangevoerd.
Verweerster erkent de vorderingen van verzoekster. De vordering van de Belastingdienst betwist zij niet. De activiteiten van verweerster hebben een tijd stil gelegen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de moeilijk tijd die (de bestuurder van) verweerster achter de rug heeft. Verweerster probeert nu weer opdrachten binnen te halen en personeel aan te nemen. Zij wil niet failliet worden verklaard en verdient een tweede kans, aldus de gemachtigde. Verweerster verzoekt het verzoek tot faillietverklaring af te wijzen en wil graag een betalingsregeling tussen partijen treffen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank is bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt. Dat volgt uit artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie.
3.2.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat het vorderingsrecht van verzoekster voldoende is komen vast te staan. Uit de stukken die verzoekster als producties 1 en 2 heeft overgelegd blijkt dat verweerster een aanzienlijk schuld heeft aan verzoekster, die verweerster onbetaald laat. Verder heeft verzoekster onderbouwd met stukken gesteld dat er sprake is van een steunvordering van de Belastingdienst van € 561.350,00. Verweerster heeft deze vordering onvoldoende betwist. Op basis van hetgeen namens verweerster ter zitting naar voren is gebracht ten aanzien van de betalingsregeling (die mr. Janssen namens verzoekster ter zitting heeft afgewezen), het ontbreken van inkomsten en een inzichtelijk plan om de financiën van verweerster weer op de rails te krijgen, is voldoende aangetoond dat verweerster in een problematische financiële situatie verkeert.
3.4.
De rechtbank oordeelt daarom dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert te zijn opgehouden met betalen. De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring dan ook toewijzen.
3.5.
De rechtbank zal, vanwege het uit te spreken faillissement, een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. De rechtbank zal de curator de opdracht geven om de aan verweerster gerichte post in te zien.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
[verweerster], voornoemd, in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger;
- stelt aan als curator mr. S.A. van Aalst,
advocaat te Rotterdam;
- geeft de curator opdracht om de post van verweerster in te zien;
bepaalt:
- dat de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, vanaf heden alle taken die de wet in een faillissement aan de rechtbank opdraagt, met uitzondering van de tegen de faillietverklaring in te stellen rechtsmiddelen, na deze beslissing en de publicatie daarvan, zal vervullen;
- dat door de griffier een afschrift van dit vonnis en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken per post aan de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, worden verzonden;
- dat de griffier van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, wordt verzocht de ontvangst van genoemd vonnis, de genoemde stukken en het overnemen van de behandeling van het faillissement schriftelijk te bevestigen aan de griffier van de rechtbank Den Haag;
- dat het faillissement, nadat door de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, daaraan een dossiernummer is toegekend, uitsluitend met dat nummer zal worden aangeduid;
- dat de curator alleen verslag behoeft uit te brengen aan de benoemde rechter-commissaris en dat alle betrokkenen zich vanaf heden uitsluitend zullen richten tot de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, dan wel de benoemde rechter-commissaris;
- dat de rechtbank Den Haag dit vonnis zal publiceren en dat alle verdere publicaties zullen worden verricht door de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam.
Dit is een beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025 om 10:46 uur.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.