ECLI:NL:RBDHA:2025:16736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
25.37603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 september 2025 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister heeft deze beslissing genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld.

Eiser had de mogelijkheid om binnen een bepaalde termijn de gronden van zijn beroep in te dienen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft eiser op 12 augustus 2025 verzocht om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft om uitstel gevraagd en uiteindelijk geen gronden ingediend binnen de gegeven termijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verschoonbare reden voor het verzuim is gebleken, waardoor het beroep niet inhoudelijk kon worden beoordeeld.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van de minister in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37603

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. De minister heeft op 11 augustus 2025 de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, staat geregistreerd onder het zaaknummer NL25.37604. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [2] Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [3]
Heeft eiser de gronden tijdig vermeld?
4. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in haar bericht van 12 augustus 2025 verzocht om binnen één week dit verzuim te herstellen. Eiser heeft op dezelfde dag gevraagd om uitstel voor het indienen van de gronden tot en met 1 september 2025. De rechtbank heeft eiser uitstel verleend tot uiterlijk
2 september 2025. Eiser heeft binnen de uitgestelde termijn geen gronden ingediend.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden verschoonbaar?
5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verschoonbare reden voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Postma, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.