ECLI:NL:RBDHA:2025:1675
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging gezag en omgangsregeling met strikte voorwaarden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en het vaststellen van een omgangsregeling. De moeder heeft verzocht om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren op 12 september 2014, te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om een zorgregeling vast te stellen. Tijdens de zitting op 4 februari 2025 zijn beide ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van 2014 tot 2021 getrouwd zijn geweest en dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen over hun kind. De moeder heeft aangegeven dat het niet haar bedoeling is om de vader weg te houden van het kind, maar dat er problemen zijn in de communicatie tussen de ouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat het gezag wordt gewijzigd, zodat de moeder zelfstandig gezagsbeslissingen kan nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen.
Wat betreft de omgangsregeling heeft de vader verzocht om een regeling waarbij het kind om de week bij hem is van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze regeling al tussen partijen geldt, maar dat er onenigheid is over de naleving ervan. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen, met strikte voorwaarden voor de uitvoering van de regeling. De rechtbank heeft de door de vader verzochte vakantieregeling afgewezen, omdat er twijfels zijn over de ondersteuning die de vader kan bieden tijdens deze periodes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.