In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009, in het kader van jeugdbescherming. De gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, omdat er grote zorgen waren over haar ontwikkeling en veiligheid in de thuissituatie. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd en gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, vertoonden ernstige systeemproblematiek, waarbij de moeder te maken had met niet-aangeboren hersenletsel en de vader met overbelasting en psychische klachten. Tijdens de zitting op 20 augustus 2025 werd de minderjarige gehoord, en de kinderrechter concludeerde dat de zorgen van de gecertificeerde instelling terecht waren, maar dat een uithuisplaatsing een te ingrijpende maatregel was die niet noodzakelijk was. De kinderrechter oordeelde dat er eerst hulpverlening moest worden ingezet om de thuissituatie te verbeteren, voordat een uithuisplaatsing overwogen kon worden. De kinderrechter wees het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing af en benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders en de gecertificeerde instelling. Ook het verzoek van de vader tot vervanging van de gecertificeerde instelling werd afgewezen, omdat de continuïteit van de jeugdbescherming essentieel was voor de minderjarige.