ECLI:NL:RBDHA:2025:16760
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid en ongerechtvaardigde verrijking in een geschil tussen advocaat en cliënt
In deze zaak vordert een advocaat betaling van zijn cliënte voor een bedrag dat hij aan een schuldeiser heeft betaald. De advocaat had gelden op zijn derdengeldenrekening verrekend met openstaande facturen van zijn cliënte. In een eerdere procedure oordeelde de rechtbank dat deze verrekening onrechtmatig was, waardoor de advocaat werd veroordeeld tot betaling aan de schuldeiser. De advocaat stelt nu dat er sprake is van een hoofdelijke verbintenis of ongerechtvaardigde verrijking, maar de rechtbank oordeelt dat geen grondslag voor hoofdelijkheid bestaat en dat er ook geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. De vorderingen van de advocaat worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat de advocaat zijn stelling dat hij rechtsgeldig heeft verrekend onvoldoende heeft onderbouwd, en dat de betaling aan de curator niet ten koste ging van zijn eigen vermogen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde partij.