Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte houdende eiswijziging van de man met producties;
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ; en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] .
[...]
3.Het geschil
de helftvan deze kosten van de vrouw te vorderen. Dit komt neer op een bedrag van € 2.019,59.
4.De beoordeling
omstandighedenwaarop partijen de afspraken uit het ouderschapsplan hebben gebaseerd zijn gewijzigd, volgt nog niet - anders dan de man lijkt te betogen - dat daarmee ook de afspraken uit het ouderschapsplan zijn gewijzigd. Om een wijziging van de afspraken uit het ouderschapsplan te kunnen aannemen, is vereist dat sprake is (geweest) van een aanbod tot wijziging dat is aanvaard. Omdat de man zich beroept op gewijzigde afspraken, rust de stelplicht (en bewijslast) in dit kader op hem. Concreet betekent dit dat de man moet stellen (en bewijzen) dat er op enig moment gewijzigde afspraken tot stand zijn gekomen, doordat één van partijen een aanbod tot wijziging van de afspraken heeft gedaan dat door de andere partij is aanvaard. De man heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd dat er gewijzigde afspraken tot stand zijn gekomen en wat deze afspraken precies inhouden. Voor zover de man bedoelt te betogen dat hij de vrouw heeft voorgesteld om het ouderschapsplan te wijzigen - in die zin dat de man voortaan de kosten van [minderjarige 1] zou betalen en dat de vrouw de kosten voor [minderjarige 2] zou moeten betalen - en dat de vrouw dit heeft aanvaard doordat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het feit dat de man de kosten van [minderjarige 1] betaalde en niet de helft daarvan van de vrouw terug vroeg, geldt het volgende. Hieruit kan, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, geen aanvaarding worden opgemaakt. De kantonrechter verwijst in dit kader naar de e-mail van de (advocaat van de) vrouw aan de (advocaat van de) man van 24 juli 2024 (productie 3). In deze e-mail is het volgende opgenomen:
de helft vande door de vrouw gemaakte, maar nog niet door de man aan haar vergoede, kosten. De kantonrechter begrijpt dat dit bedrag niet alleen ziet op verblijfsoverstijgende kosten voor de kinderen, maar ook op kosten die zijn gemaakt voor hond [naam hond] voorafgaand aan en rondom haar overlijden in juni 2022.
€ 18,63
€ 92,36, van de man. Overige bankafschriften en facturen uit de maanden mei en juni 2022 zien op kosten voor [naam hond] . De kantonrechter maakt hieruit op dat de vrouw ten aanzien van de kosten voor [naam hond] een bedrag van (€ 349,73 -/- € 92,46)
€ 257,37 van de man vordert. Dit resulteert in een bedrag van (€ 1.245,96 -/-
€ 257,37) € 988,59 dat de vrouw aan verblijfsoverstijgende kosten voor de kinderen vordert van de man.
€ 1.245,96 heeft op de man.
‘onverminderd aanwezig is’(e-mail van 24 juli 2024, productie 3). De man mocht er dus niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de vrouw geen nakoming meer zou vorderen. Om die reden faalt dit verweer van de man. De kantonrechter wijst de vordering van de vrouw (het totaalbedrag van € 1.245,46) dan ook toe.
de helft vande volgende kosten vergoed wenst te krijgen:
€ 25,-