In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU, bedoeld voor verblijf bij een minderjarig kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 28 mei 2024 heeft ontvangen en dat hij binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit had moeten nemen. De minister heeft echter de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft niet tijdig een besluit genomen. Eiseres heeft de minister op 3 december 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat zij de minister schriftelijk heeft geïnformeerd dat hij binnen twee weken alsnog moest beslissen. Aangezien de minister na deze ingebrekestelling wederom niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, heeft eiseres terecht beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank legt de minister een nadere beslistermijn op van twee weken na de verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 januari 2025.