ECLI:NL:RBDHA:2025:16780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
NL25.37585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag op 11 augustus 2025 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres, die zwanger is en traumatische ervaringen heeft in Portugal, betoogt dat de minister artikel 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen, gezien haar bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiseres zelf niet. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen sprake is van onevenredige hardheid bij de overdracht aan Portugal. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.37585
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 augustus 2025 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Portugal een verzoek om overname gedaan. Portugal heeft dit verzoek aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat Portugal op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres en dat de minister daarom niet verplicht is de asielaanvraag in behandeling te nemen. Tussen partijen is wel in geschil of de minister toereikend heeft gemotiveerd dat hij de asielaanvraag ook niet in behandeling neemt op grond van de gestelde bijzondere omstandigheden.
Had de minister artikel 17 van de Dublinverordening moeten toepassen?
6. Eiseres voert aan dat de minister toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, gelet op de bijzondere en individuele omstandigheden van eiseres. Ze heeft traumatische ervaringen in Portugal, omdat ze gedwongen in de prostitutie heeft gezeten. Daarnaast is ze zwanger en is ze op 18 oktober 2025 uitgerekend. Overdracht aan Portugal zou confronterend en pijnlijk zijn, omdat zij daar gedwongen in de prostitutie heeft gezeten en waar de vader van haar kind misbruik van haar situatie heeft gemaakt. De zwangerschap en de traumatische ervaringen dienen in samenhang te worden beoordeeld. Verder heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom de zwangerschap geen reden is om de aanvraag inhoudelijk te behandelen om proceseconomische redenen. In Werkinstructie 2024/2 staat op pagina 21 over Dublinclaimanten dat een periode van zes weken voor tot zes weken na de bevalling een tijdelijk overdrachtsbeletsel is. De kans dat zij met een pasgeboren baby daadwerkelijk zal worden overgedragen is erg klein, daarom kan de minister haar nu al opnemen in de nationale procedure.
7. Het is aan de minister om te beoordelen of sprake is van zodanige bijzondere individuele omstandigheden dat de overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank moet deze beoordeling terughoudend toetsen.2
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres bij voorkomende problemen in beginsel kan klagen bij de Portugese autoriteiten, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft eiseres verder ook niet betwist. De minister stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over de gedwongen prostitutie niet aannemelijk zijn en evenmin dat zij daardoor is getraumatiseerd. Eiseres stelt dat zij is getraumatiseerd maar heeft niet onderbouwd dat daarvan sprake is. De minister heeft het daarom niet aannemelijk mogen vinden dat er sprake is van onevenredige hardheid als eiseres overgedragen wordt aan Portugal. Ten aanzien van de zwangerschap heeft de minister gemotiveerd dat eiseres een beroep kan doen op de medische voorzieningen in Portugal. Niet is gebleken dat zij bijzondere medische hulp nodig heeft, die in Portugal niet aanwezig zou zijn. Daarnaast heeft de minister toegelicht dat er geen verband uit het dossier blijkt tussen de gedwongen prostitutie en de zwangerschap, gelet op de verklaring van de verloskundige. Hieruit blijkt namelijk dat de vader iemand is die ze onderweg heeft ontmoet en dat ze seks heeft gehad in ruil voor eten en onderdak, waarbij ze verklaart dat het geen verkrachting was. Haar zwangerschap heeft de minister daarom ook geen bijzondere omstandigheid hoeven vinden die maakt dat de overdracht van onevenredige hardheid
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717.
getuigt. Daarom heeft de minister de overdracht aan Portugal in het licht van de verklaringen van eiseres, ook als deze in samenhang worden beoordeeld, niet onevenredig hard mogen vinden.
7.2.
Ten aanzien van de proceseconomische redenen overweegt de rechtbank dat het niet zeker is dat de overdracht niet meer kan plaatsvinden voor de uiterste overdrachtstermijn 6 februari 2026. Zoals de minister op de zitting heeft toegelicht, is er na de uitgerekende datum van 18 oktober 2025 en zes weken van tijdelijk overdrachtsbeletsel nog ongeveer twee maanden om eiseres over te dragen voordat de overdrachtstermijn verstrijkt. Er is een tijdelijk overdrachtsbeletsel, maar dat maakt niet dat Nederland zichzelf verantwoordelijk moet achten wegens proceseconomische redenen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het overdrachtsbesluit op goede gronden genomen is en dat eiseres kan worden overgedragen aan Portugal. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.