Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.C. Pool),
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. W. van Hoof).
De procedure
Asielrelaas van eiser (in essentie weergegeven)
Bestreden besluit en voornemen (sterk verkort en in essentie)
Beoordeling door de rechtbank
referentiekader, zijn leeftijd en andere kenmerken zijn niet betrokken. Er mist volgens eiser een deugdelijke motivering over wat concreet van hem verwacht mocht worden bij de verklaringen. Eiser benadrukt dat de minister hem had moeten
confronterenmet vragen over zijn (tegenstrijdige) verklaringen tijdens een persoonlijk gesprek.¹ Dit is niet gebeurd met name niet als het gaat over dat eiser bang was om naar buiten te gaan, maar dit wel deed. Daarnaast vindt eiser dat de minister niet duidelijk is ingegaan op wat in de zienswijze naar voren is gebracht over het
moment van vertrekna de ontvoering van een vriend. De minister beweert dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over
de naamvan de groepering. Zo zou hij op het ene moment hebben meegedeeld dat de groepering geen naam heeft en op het andere moment dat de groepering zichzelf IS zou noemen. De minister verwijst bij dit laatste echter niet naar een paginanummer, zodat onduidelijk is in welk gehoor en op welk moment eiser dit gezegd zou hebben. De minister werpt verder tegen dat eiser niet benoemd heeft wat
het doelwas van de groepering, maar dit heeft hij op verschillende moment wel gedaan. De minister neemt over het
opererenvan de groepering aan, dat de leden zouden willen opgaan in de menigte. Dit is slechts een aanname die niet is gebaseerd op objectieve informatie. Ook vindt eiser dat onduidelijk is
neef is vervolgdvanwege terrorisme maakt dat eisers aangifte wel zou worden ingenomen.
moment van vertrekvan eiser uit Algerije dan is van belang dat de minister op pagina 3 van het bestreden besluit heeft opgenomen dat het voornemen op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Dit wordt dus niet meer tegengeworpen. Wel heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat eisers verklaring dat
zijn vaderin 2017 is overleden (pagina 9 aanmeldgehoor 13 juli 2021), tegenstrijdig is ten opzichte van andere verklaringen over dat zijn vader op leeftijd is en ziek zou zijn (pag. 17 aanvullend gehoor van 22 augustus 2024). Ook kon de minister het tegenstrijdig achten dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij niet wist door
welke islamitische groeperinghij werd bedreigd en anderzijds dat het om IS zou gaan. Dit laatste is terug te vinden in de gehoren. Eiser heeft het in het aanmeldgehoor van 28 oktober 2023 (pag. 5) over een terroristische organisatie in de Sahara. Op de vraag of deze organisatie een naam heeft antwoordt hij ‘nee’. In het nader gehoor van 22 januari 2024 verklaart eiser dat het gaat om Islamitische Staat (pag. 5). Op de vraag hoe eiser wist dat het leden van IS zijn die zijn vriend hebben ontvoerd antwoordt hij dat er geen andere groepering is en dat zij bekend staan om hun kleding (pag. 5). Verder werpt de minister niet ten onrechte tegen dat eiser summier heeft verklaard, omdat onduidelijk blijft wat
het doelvan de terroristische groepering zou zijn. Eiser verwijst in de
waarschijnlijkworden gestuurd door de Algerijnse autoriteiten om te vechten tegen de Marokkaanse autoriteiten (pag. 14 aanvullend gehoor). Hiermee blijft eiser vaag. Ook heeft de minister eisers verklaringen over
het opererenvan de groepering bevreemdend kunnen vinden. Het lidmaatschap van de groepering zou strafbaar zijn, maar de leden voeren volgens eiser wel in het openbaar gesprekken om leden te ronselen en kleden zich kenmerkend. Daarnaast heeft de minister het bevreemdend kunnen vinden dat de Algerijnse autoriteiten kennelijk tegen
eisers neefzijn opgetreden (hem hebben vervolgd), maar eisers aangifte niet zouden hebben ingenomen. Het actieve optreden tegen terrorisme enerzijds en de vervolgens gestelde passieve houding ten aanzien van de aangifte, waaruit zou moeten worden opgemaakt dat eiser niet terecht kon bij de autoriteiten, zijn niet goed te rijmen. De rechtbank concludeert dat deze aspecten in onderlinge samenhang bezien maken dat de minister de beweerde problemen van eiser met terroristen niet ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht.