ECLI:NL:RBDHA:2025:16830
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van nareis voor minderjarige kinderen met betrekking tot mvv-aanvraag
In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers om hen tijdens de bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De moeder van verzoekers heeft op 30 maart 2023 een aanvraag gedaan voor een mvv in het kader van nareis voor verzoekers, die zijn geboren in 2015 en 2019 en de Syrische nationaliteit hebben. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 30 april 2025, waarop verzoekers bezwaar hebben gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 behandeld, waarbij de moeder, de gemachtigde van verzoekers, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter mist, omdat toewijzing ervan zou betekenen dat verzoekers in het bezit worden gesteld van de aangevraagde mvv. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen, wanneer de nadelige gevolgen van de afwijzing onevenredig zijn ten opzichte van het belang van verweerder. Hoewel er sprake is van spoedeisend belang, is dit niet zo zwaarwegend dat de verzochte voorziening kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter weegt mee dat verzoekers worden verzorgd door hun grootmoeder en dat verweerder heeft aangegeven welke informatie ontbreekt om een positieve beslissing te kunnen nemen. Verzoekers hebben toegezegd deze informatie snel te overleggen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat niet voldoende duidelijk is dat de voogdijbeschikking van de Syrische rechtbank de vader van verzoekers geen voogdij meer geeft en dat hij geen toestemming hoeft te verlenen voor hun vertrek naar Nederland. De voorzieningenrechter concludeert dat de identiteit van de vader en de familierechtelijke relatie voldoende onderbouwd moeten worden in de beslissing op het bezwaar. Verzoekers krijgen het griffierecht niet terug en er is geen vergoeding van proceskosten.